ECLI:NL:CRVB:2013:1520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor uitvaartkosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Roermond. De appellant, wiens dochter op 25 december 2010 is overleden, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de uitvaart, die in totaal € 8.910,30 bedroegen. Het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas had echter slechts € 5.000,- toegewezen, wat de appellant onvoldoende vond om alle gemaakte kosten te dekken. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat de appellant geen bewijsstukken had overgelegd voor de kosten van de ceremonies en de reiskosten, die respectievelijk € 2.200,- en € 500,- bedroegen.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, omdat de appellant niet in staat was om de kosten aannemelijk te maken. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de kosten van een uitvaart in Nederland doorgaans tussen de € 8.000,- en € 9.000,- liggen en dat de kosten voor de uitvaart van zijn dochter minder waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat het aan de appellant was om de kosten aan te tonen, wat hij niet had gedaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college niet verplicht was om meer bijzondere bijstand te verlenen dan het reeds had gedaan.
De Raad heeft verder overwogen dat de appellant niet had aangetoond dat de kosten voor de ceremonies en de reiskosten zich daadwerkelijk hadden voorgedaan, en dat het beleid van de gemeente Horst aan de Maas niet onredelijk was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.