ECLI:NL:CRVB:2013:1491

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
12-6265 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 3 oktober 2012. Het verzoeker, die in Duitsland woont, had verzocht om herziening van de uitspraak met nummer 11/5113 ZVW. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die voldoen aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet. Verzoeker heeft aangevoerd dat de Raad ten onrechte valselijk opgemaakte documenten door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) heeft toegelaten en dat de Raad feiten heeft ontkend. Tijdens de zitting op 10 juli 2013 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar de Raad heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangetroffen die een herziening zouden rechtvaardigen. De Raad heeft geoordeeld dat verzoeker met zijn verzoek een hernieuwde discussie heeft willen voeren over al bekende gegevens, wat niet mogelijk is binnen het rechtsmiddel van herziening. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/6265 ZVW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2012, 11/5113 ZVW
Partijen:
[Verzoeker] te Duitsland (verzoeker)
Het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2012, 11/5113 Zvw.
Cvz heeft een reactie op het herzieningsverzoek ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting de Raad van 10 juli 2013. Verzoeker is verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulder.

OVERWEGINGEN

1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad, voor zover van belang, de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2011, 09/3718, vernietigd, het beroep tegen het besluit van 7 juli 2009 ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad heeft geoordeeld dat Cvz op grond van het vijfde lid van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gerechtigd was om, in afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het horen van verzoeker afhankelijk te stellen van een positieve reactie van verzoeker op de door Cvz met de brief van 25 maart 2009 naar verzoeker opgestuurde Verklaring Horen. Anders dan de rechtbank heeft de Raad verder geoordeeld dat uit niets blijkt dat verzoeker binnen een redelijke termijn te kennen heeft gegeven dat hij van zijn recht om gehoord te worden gebruik heeft willen maken. De rechtbank heeft het bestreden besluit ten onrechte vernietigd.
2.1. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
2.2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd het niet eens te zijn met de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2012, in welk verband hij naar voren heeft gebracht dat de Raad ten onrechte valselijk opgemaakte documenten door Cvz heeft toegelaten en gebruikt, alsmede dat de Raad feiten heeft ontkend. Ter zitting van de Raad heeft verzoeker zijn verzoek om herziening nader toegelicht, waarbij benadrukt is dat de uitspraak van 3 oktober 2012 op een verkeerde beoordeling berust.
2.3. In hetgeen door verzoeker bij het verzoek om herziening is aangevoerd en ter zitting van de Raad is toegelicht heeft de Raad geen feiten of omstandigheden aangetroffen die voldoen aan de drie in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat verzoeker met het onderhavige verzoek heeft beoogd op basis van al bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2012, dan ook te worden afgewezen.
3.
Voor een proceskostenveroordeling van één der partijen ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi
JvC