ECLI:NL:CRVB:2013:1487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en beëindiging persoonsgebonden budget
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 8 augustus 2001 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een anonieme melding dat appellante schoonmaakwerkzaamheden verrichtte, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting niet heeft gemeld dat zij inkomsten genoot uit deze werkzaamheden. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft daarop besloten om de bijstand van appellante per 1 december 2009 te beëindigen en de bijstand over een eerdere periode terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 54.162,05.
Daarnaast is het persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden beëindigd, omdat appellante in staat werd geacht om deze taken zelfstandig uit te voeren, gezien haar werkzaamheden voor derden. De rechtbank Utrecht heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij betwist dat zij gedurende de gehele periode van 3 mei 2006 tot en met 31 oktober 2009 werkzaamheden heeft verricht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de onderzoeksbevindingen van het college als toereikend beoordeeld en bevestigd dat appellante inderdaad gedurende de genoemde periode werkzaamheden heeft verricht. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen. Ook de beëindiging van het pgb is door de Raad bevestigd, omdat appellante door haar werkzaamheden in staat was om de huishoudelijke taken zelfstandig uit te voeren. De uitspraak van de rechtbank is derhalve bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.