ECLI:NL:CRVB:2013:1474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een scootmobiel op basis van medische informatie en advies van CIZ
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel, die is afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant, die lijdt aan kortademigheid en pijnklachten in de rug en knie, had op 25 mei 2010 een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college baseerde zijn besluit op een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 22 juli 2010, waarin werd geconcludeerd dat appellant in staat werd geacht om met aanvullend openbaar vervoer (AOV) in zijn vervoersbehoefte te voorzien, al dan niet in combinatie met zijn brommer.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming zorgvuldig was en dat het advies van CIZ, waarin de medische informatie van de behandelend arts van appellant was betrokken, voldoende onderbouwing bood voor de afwijzing van de aanvraag. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat hij niet in staat was om 500 tot 800 meter te lopen en dat het AOV en zijn brommer niet geschikt waren als vervoersmiddelen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en voegde daaraan toe dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die het standpunt van appellant ondersteunden. De Raad concludeerde dat het college zich terecht had gebaseerd op het heradvies van CIZ en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 augustus 2013.