ECLI:NL:CRVB:2013:1474

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
11-4421 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een scootmobiel op basis van medische informatie en advies van CIZ

In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel, die is afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant, die lijdt aan kortademigheid en pijnklachten in de rug en knie, had op 25 mei 2010 een aanvraag ingediend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college baseerde zijn besluit op een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 22 juli 2010, waarin werd geconcludeerd dat appellant in staat werd geacht om met aanvullend openbaar vervoer (AOV) in zijn vervoersbehoefte te voorzien, al dan niet in combinatie met zijn brommer.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming zorgvuldig was en dat het advies van CIZ, waarin de medische informatie van de behandelend arts van appellant was betrokken, voldoende onderbouwing bood voor de afwijzing van de aanvraag. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat hij niet in staat was om 500 tot 800 meter te lopen en dat het AOV en zijn brommer niet geschikt waren als vervoersmiddelen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en voegde daaraan toe dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die het standpunt van appellant ondersteunden. De Raad concludeerde dat het college zich terecht had gebaseerd op het heradvies van CIZ en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 augustus 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/4421 WMO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juni 2011, 11/1285 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.R.H. Swane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Smit.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is kortademig en ervaart pijnklachten in de rug en de knie. Hij heeft op 25 mei 2010 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een vervoersvoorziening aangevraagd in de vorm van een scootmobiel.
1.2.
Bij besluit van 23 augustus 2010 heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen onder verwijzing naar het advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 22 juli 2010.
1.3.
Bij besluit van 28 januari 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 augustus 2010 ongegrond verklaard. Appellant wordt in staat geacht met het aanvullend openbaar vervoer (AOV) te voorzien in zijn vervoersbehoefte, al dan niet in combinatie met zijn brommer. Verwezen wordt naar het heradvies van CIZ van 20 januari 2011.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de besluitvorming is gebaseerd op een op zorgvuldige en inzichtelijke wijze tot stand gekomen adviesrapportage van CIZ, waarbij de medische informatie van de behandelend arts van appellant is betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant in zijn beperkingen voldoende gecompenseerd wordt door het AOV, al dan niet in combinatie met zijn brommer.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft te kennen gegeven dat ten onrechte is geconcludeerd dat hij in staat is om 500 tot 800 meter te lopen, zodat het AOV geen acceptabele wijze van vervoer is. Ook het gebruik van zijn brommer levert problemen op, zodat dit vervoersmiddel evenmin geschikt te achten is.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.2.
De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen dat het college zich heeft kunnen baseren op het heradvies van CIZ van 20 januari 2011, waarin wordt geconcludeerd dat appellant in staat wordt geacht om 500 tot 800 meter te kunnen lopen. Voorts wordt in het advies geconcludeerd dat appellant gebruik kan maken van de hem ter beschikking staande brommer. Van de zijde van appellant zijn ook in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die het standpunt ondersteunen dat hij niet kan reizen met het AOV en de brommer.
4.3.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi
JvC