ECLI:NL:CRVB:2013:1470

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
11-532 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget en medische beoordeling door CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellante had een persoonsgebonden budget voor persoonlijke verzorging, klasse 2, aangevraagd, maar gaf geen toestemming aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om informatie op te vragen bij haar behandelende specialisten. Hierdoor beschikte de CIZ-arts niet over objectief verifieerbare informatie voor de medische beoordeling van de aanvraag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beroep van appellante ongegrond was, en de Centrale Raad van Beroep onderschrijft deze overwegingen. Appellante stelde in hoger beroep dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat het medische onderzoek door CIZ onzorgvuldig was. De Raad oordeelt echter dat de rechtbank de gronden van beroep van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad wijst erop dat appellante geen medewerking heeft verleend aan het medische onderzoek door CIZ, wat haar eigen risico is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/532 AWBZ
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
14 december 2010, 10/1525 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.E.F. Bergwerf Bok, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2013. Voor appellante is verschenen mr. M.E. Bosman, advocaat en optredend in plaats van mr. Bergwerf Bok
.CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Benedictus en H.B.A. Siero.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het beroep van appellante tegen het besluit van CIZ van 15 maart 2010 ongegrond is. Bij dit besluit is aan appellante een persoonsgebonden budget voor persoonlijke verzorging, klasse 2, toegekend voor de periode van 23 juli 2009 tot 23 juli 2014.
2.
Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Ook in hoger beroep stelt appellante dat haar beperkingen schromelijk worden onderschat, dat zij veel zieker is dan door het CIZ is aangenomen en dat het door CIZ verrichte medische onderzoek naar die beperkingen
- waaraan zij, naar zij stelt, haar volle medewerking heeft verleend - onzorgvuldig is geweest. Zij heeft de Raad verzocht een nader onderzoek te laten uitvoeren door drie gepromoveerde medische deskundigen.
3.1.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden van beroep van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
3.2.
De Raad voegt hier nog het volgende aan toe.
3.3.
Appellante verwijst in het hoger beroepschrift naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 november 2010, waarbij is vastgesteld dat zij in de bezwaarfase van een op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem genomen besluit, heeft meegewerkt aan een huisbezoek van een CIZ-arts en stelt dat daaruit blijkt dat de rechtbank haar in de aangevallen uitspraak ten onrechte verwijt geen medewerking te hebben willen verlenen aan een medisch onderzoek door CIZ.
3.4.
Uit de gedingstukken in de Wmo-zaak blijkt dat appellante inderdaad op zeker moment, ten behoeve van een beoordeling in het kader van een Wmo-aanvraag voor huishoudelijke hulp, een indicatieadviseur van de organisatie de MO-zaak voor huisbezoek heeft toegelaten. Voor beoordelingen in het kader van de Wmo gelden echter andere criteria en dienen andere afwegingen gemaakt te worden dan wanneer het een beoordeling betreft in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellante heeft onderzoek door een deskundige arts van CIZ, het orgaan dat beslissingsbevoegd is in AWBZ-aanvragen, niet toegestaan. Daarbij heeft appellante geen toestemming gegeven aan CIZ om informatie op te vragen bij de behandelende specialisten zodat de CIZ-arts bij de medische beoordeling van de aanvraag geen objectief verifieerbare informatie tot haar beschikking had. De Raad onderschrijft daarom het oordeel van de rechtbank, dat eventueel hieruit voortvloeiende gebreken in de besluitvorming geheel voor rekening en risico van appellante dienen te komen.
3.5.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en W.H. Bel en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) J.R. Baas
JvC