ECLI:NL:CRVB:2013:1458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichting tot deelname aan een arbeidsinschakelingstraject onder de WWB
In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage appellant ontheffing had moeten verlenen van de verplichting om deel te nemen aan een arbeidsinschakelingstraject, zoals neergelegd in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had eerder bijstand ontvangen en was aangemeld voor een participatietraject, maar had in een rapportage aangegeven dat deelname aan een dergelijk traject niet geschikt was vanwege zijn verslavingsproblematiek. Het college verleende appellant ontheffing van de actieve arbeidsverplichtingen, maar handhaafde de verplichting tot deelname aan een algemeen traject of zorgtraject.
Appellant ging in bezwaar tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank ’s-Gravenhage bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij ongeschikt was voor deelname aan een participatietraject en dat een algemeen traject niet als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling kon worden aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beschikbare gegevens geen aanknopingspunten boden voor de stelling dat appellant om medische of andere redenen niet in staat was om deel te nemen aan een algemeen traject. De Raad concludeerde dat het college terecht had geweigerd om appellant ontheffing te verlenen van de verplichting tot deelname aan het traject, omdat dit traject wel degelijk gericht was op het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.