ECLI:NL:CRVB:2013:1457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing van arbeidsverplichtingen in het kader van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, waarin hem ontheffing van arbeidsverplichtingen werd geweigerd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij van mening was dat de appellant geen procesbelang had. De Raad oordeelde echter dat de appellant wel degelijk belang had bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien hij in zijn bezwaarschrift om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand had verzocht.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen medische of andere gegevens heeft ingebracht die zouden aantonen dat hij ten tijde van de besluitvorming niet in staat was om aan de arbeidsverplichtingen te voldoen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de appellant ongegrond verklaard. Tevens heeft de Raad het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant in hoger beroep, die zijn begroot op € 437,-. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van relevante medische informatie in procedures die betrekking hebben op arbeidsverplichtingen en uitkeringen.