ECLI:NL:CRVB:2013:1453

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
11-5298 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage. Appellante, die sinds 19 september 2008 bijstand ontvangt ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), had in 2009 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van twee bedden, een wasmachine en vloerbedekking. Deze aanvraag werd goedgekeurd, maar in 2010 diende appellante opnieuw een aanvraag in voor dezelfde kosten, die door het college werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, en appellante ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de door appellante aangevoerde omstandigheden, waaronder een inbraak en diefstal van het toegekende geldbedrag, geen noodzaak opleveren voor het verstrekken van bijzondere bijstand voor dezelfde kosten. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een herhaalde toekenning van bijstand rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

11/5298 WWB
Datum uitspraak: 20 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
7 september 2011, 11/3480 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Salhi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.H. Buizert.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1.
Appellante ontvangt met ingang van 19 september 2008, als aanvulling op haar inkomen, bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Bij besluit van 30 november 2009 heeft het college aan appellante bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van twee bedden, een wasmachine en vloerbedekking tot een bedrag van € 1.910,20, in de vorm van een geldlening.
1.3.
Op 13 december 2010 heeft appellante wederom een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van woninginrichting ingediend, waaronder voor de onder 1.2 genoemde kosten. Bij besluit van 14 december 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 maart 2011 (bestreden besluit), heeft het college - voor zover hier van belang - de aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten afgewezen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het college de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van twee bedden, een wasmachine en vloerbedekking terecht heeft gehandhaafd, nu het college bij besluit van 30 november 2009 reeds bijzondere bijstand voor deze kosten heeft verstrekt. De door appellante aangevoerde omstandigheden, zijnde de inbraak in haar woning en diefstal van het door het college toegekende geldbedrag, leveren naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak op om nogmaals bijzondere bijstand voor dezelfde kosten te verstrekken.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hiertoe heeft appellante zich, onder verwijzing naar de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden, op het standpunt gesteld dat het college ten onrechte heeft overwogen dat de noodzaak voor het verlenen van bijstand ontbreekt.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden geheel onderschreven. De door appellante in hoger beroep aangevoerde gronden zijn een herhaling van de gronden in eerste aanleg en kunnen niet tot een ander oordeel leiden dan dat in onderhavige situatie geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2013.
(getekend) C. van Viegen
(getekend) M.R. Schuurman

EH