Uitspraak
OVERWEGINGEN
5. De Raad ziet aanleiding de minister met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet opdracht te geven om een nieuwe beslissing op het bezwaar tegen het besluit van 10 februari 2012 te nemen.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de afwijzing van een aanvraag om studiefaciliteiten voor de HBO-opleiding Integrale Veiligheid door de Minister van Defensie behandeld. Appellant, een beroepsmilitair werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, heeft de aanvraag ingediend om zijn loopbaanmogelijkheden binnen het ministerie van Defensie te vergroten. De loopbaanbegeleider heeft een positief advies uitgebracht, maar de minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van signalen dat er behoefte is aan medewerkers met deze opleiding binnen de organisatie. De Raad oordeelt dat de beoordelingsruimte van de minister niet zo ver gaat dat het ontbreken van organisatiebehoefte als afwijzingsgrond kan dienen. De Raad verwijst naar artikel 16 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR), dat bepaalt dat de minister de militair moet aanwijzen voor een opleiding die gericht is op persoonlijke ontwikkeling en verbreding van loopbaanmogelijkheden. De Raad concludeert dat de minister opnieuw moet beoordelen waarom appellant niet met behulp van de opleiding zijn loopbaanmogelijkheden kan verbreden. De uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, wordt vernietigd. De minister krijgt de opdracht om binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van de overwegingen van de Raad.