ECLI:NL:CRVB:2013:1385

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
11-6832 WMO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overschrijding beroepstermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2011. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank had op 13 oktober 2011 de uitspraak aan partijen toegezonden, waarna het hoger beroepschrift op 25 november 2011 werd ingediend. Dit was te laat, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, die begint op de dag na de toezending van de uitspraak. De Raad oordeelde dat de termijn eindigde op 24 november 2011, waardoor het op 25 november ingediende beroepschrift niet tijdig was. De Raad volgde de argumentatie van appellant niet, die stelde dat het beroepschrift tijdig was ingediend omdat het binnen 43 dagen na de toezending van de uitspraak was ingediend. De Raad benadrukte dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift strikt is en dat de appellant niet in verzuim mocht zijn geweest. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

11/6832 WMO-PV
Datum uitspraak: 24 juli 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2011, 10/2831 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Zitting hebben: H.J. de Mooij als voorzitter, en W.H. Bel en G. van Zeben-de Vries als leden van de meervoudige kamer.
Griffier: J.R. Baas.
Ter zitting zijn verschenen: R. Spapens en L. Stoop namens appellant. Namens betrokkene is verschenen mr. J.J. Bakker, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1.1. Het hoger beroep is gericht tegen een door de rechtbank op 11 oktober 2011 tussen partijen gegeven uitspraak. Deze uitspraak is op (donderdag) 13 oktober 2011 aan partijen toegezonden. Het hoger beroepschrift is ingediend bij faxbericht van 25 november 2011.
1.2. Bij brief van 25 juni 2013 is appellant meegedeeld dat ter zitting zal worden ingegaan op de tijdigheid en daarmee de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
1.3. Namens appellant is ter zitting aangevoerd dat het beroepschrift tijdig is ingediend omdat het binnen 43 dagen na toezending van de aangevallen uitspraak is ingediend.
1.4. De Raad volgt appellant niet. Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
1.5. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van toezending van een afschrift aan partijen bekend is gemaakt, in dit geval dus met ingang van (vrijdag) 14 oktober 2011. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie CRvB 10 december 2012, LJN BY5827) moet “met ingang van” een bepaalde dag worden begrepen als: bij het begin van die dag, in dit geval dus op (vrijdag) 14 oktober 2011 om 00.00 uur. Dat betekent dat de termijn eindigt (afloopt) op (donderdag) 24 november 2011 na het verstrijken van het tijdstip 23.59 uur. Op dat moment zijn immers 42 dagen (van 24 uur) verstreken. Het op
25 november 2011 gefaxte beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Dat appellant is uitgegaan van een termijn van 43 dagen, en daarmee meer dan zes weken, is in strijd met artikel 6:7 van de Awb.
1.6. Tot slot kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.R. Baas (getekend) H.J. de Mooij

QH