ECLI:NL:CRVB:2013:1378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de aanvraag van een Wajong-uitkering en de beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 9 augustus 2013, wordt de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering beoordeeld. Appellante, geboren in 1981, had op 16 februari 2010 een aanvraag ingediend voor een arbeids- en inkomensvoorziening op grond van de Wet Wajong. Het Uwv had aanvankelijk haar aanvraag afgewezen, maar na bezwaar werd haar een Wajong-uitkering toegekend, die later weer werd ingetrokken op basis van een onjuiste wettelijke grondslag. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze besluiten ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelt dat het Uwv de aanvraag van appellante terecht heeft getoetst aan de bepalingen van hoofdstuk 2 van de Wet Wajong, wat geen gevolgen heeft voor de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar wel voor de ingangsdatum van het recht op arbeids- en inkomensondersteuning. De Raad concludeert dat het Uwv onvoldoende deugdelijk heeft onderbouwd dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen, waarbij het Uwv binnen zes weken na verzending van deze uitspraak moet handelen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Uwv om zorgvuldig om te gaan met de beoordeling van aanvragen en de onderbouwing van besluiten, vooral in gevallen van complexe medische situaties zoals die van appellante, die lijdt aan fibromyalgie en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De Raad wijst erop dat de beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd kan zijn op algemene uitspraken, maar moet worden afgestemd op de specifieke situatie van de aanvrager.