Uitspraak
OVERWEGINGEN
4.3. Op grond van artikel 2.6.4, tweede lid, aanhef en onder d van de Rsa weigert het zorgkantoor verlening van een pgb als binnen de maximale subsidie als bedoeld in artikel 2.6.2 geen ruimte voor verlening van een pgb aanwezig is. In het met terugwerkende kracht per 1 juli 2010 geldende zevende lid is bepaald dat het tweede lid, onderdeel d, niet van toepassing is als:
a. de subsidieperiode waarvoor een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd onmiddellijk aansluit op een eerdere subsidieperiode;
b. de verzekerde wil verblijven in een wooninitiatief dat zonder het verlenen van het persoonsgebonden budget in zijn bestaan of voortbestaan wordt bedreigd en de zorg voor de overige in het initiatief verblijvende verzekerden daardoor in gevaar komt;
c. de verzekerde een indicatie voor verblijf heeft en het zorgkantoor niet in de zorgverlening aan de verzekerde kan voorzien vanwege het beschikbare aanbod van de door het zorgkantoor gecontracteerde zorg als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8 en 14 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;
d. de subsidieperiode waarvoor een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als bedoeld in de AWBZ of de Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een eerdere subsidieperiode;
e. de verzekerde voor 25 maart 2010 een indicatie heeft aangevraagd en het indicatiebesluit waaruit blijkt dat hij is aangewezen op een of meer van de zorgvormen als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel b of d, na 6 mei 2010 is vastgesteld;
f. de verzekerde behoefte heeft aan palliatief-terminale zorg.
4.7. De Rsa is een algemeen verbindend voorschrift. Bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften is het in beginsel aan de materiële wetgever voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen. De rechter moet het resultaat daarvan respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering, als aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige gebreken kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. De algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bieden bij die, terughoudende, toetsing een belangrijk richtsnoer.