ECLI:NL:CRVB:2013:1351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake WIA-uitkering en medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Haarlem. De appellante, die zich had ziek gemeld met rugklachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar verlies aan verdienvermogen minder dan 35% bedroeg. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat haar beperkingen waren onderschat, opnieuw beoordeeld. Appellante wees op discrepanties tussen de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van de bedrijfsarts en die van de verzekeringsarts. De Raad oordeelde echter dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren voor het vernietigen van het besluit van het Uwv. De beoordelingen van de bedrijfsarts waren verouderd en de recente informatie van i-psy bood geen basis voor het aannemen van beperkingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.