In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Het betreft een verzoek van appellant om terug te komen van de datum van heropening van zijn WAO-uitkering, vastgesteld bij besluit van 27 mei 2009. Appellant had eerder geen rechtsmiddelen aangewend tegen de intrekking van zijn uitkering per 1 januari 2006. In zijn verzoek om heropening, ingediend op 24 augustus 2010, stelde appellant dat hij als gevolg van psychische problematiek niet in staat was geweest om tijdig te ageren tegen de vastgestelde ingangsdatum van de heropening.
Het Uwv heeft het verzoek van appellant afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heropening konden rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Raad overweegt dat van een bestuursorgaan mag worden verlangd dat bij een verzoek om terug te komen van een eerder besluit, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Aangezien appellant dit niet heeft gedaan, kon het Uwv het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De stelling van appellant dat het Uwv ambtshalve onderzoek had moeten instellen naar zijn verwijtbaarheid, verandert niets aan de beoordeling. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en bevestigt de aangevallen uitspraak.