ECLI:NL:CRVB:2013:1340

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
12-3837 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een uitspraak inzake boete en terugvordering uitkering Werkloosheidswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 18 april 2012. Verzoeker had een boete opgelegd gekregen van € 850,- en verzocht om herziening omdat hij in financiële problemen was geraakt door de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker stelde dat hij onterecht had betaald en dat het Uwv zijn schuld aan de bank zou moeten overnemen. De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak plaatsvonden en die niet eerder bekend waren. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Het verzoek om herziening werd dan ook afgewezen. De Raad benadrukte dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar om een rechterlijke uitspraak te corrigeren die berust op een onjuist feitelijk uitgangspunt. De uitspraak werd gedaan door M. Greebe, met D. Heeremans als griffier.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/3837 WW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 18 april 2012, 11/910
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de hiervoor vermelde uitspraak van de Raad.
Het Uwv heeft een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Bij de uitspraak van 18 april 2012 is de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
17 december 2010, 10/1886, bevestigd met verbetering van gronden. Bij laatstgenoemde uitspraak heeft de rechtbank het door verzoeker ingestelde beroep tegen een beslissing op bezwaar van 28 april 2010 ongegrond verklaard. Met het besluit van 28 april 2010 is het bezwaar tegen een besluit van 11 november 2009, waarbij aan appellant een boete van € 850,
-is opgelegd, ongegrond verklaard.
3.
Verzoeker wenst herziening van de uitspraak van de Raad, omdat hij in financiële problemen is geraakt als gevolg van de betaling aan het Uwv van een bedrag dat van hem aan onverschuldigd betaalde uitkering is teruggevorderd en de betaling van de met die terugvordering samenhangende boete van € 850,-. Zijn betaling aan het Uwv heeft ertoe geleid dat hij een grote schuld heeft bij een bankinstelling. Ter zitting heeft verzoeker betoogd dat hij onverschuldigd heeft betaald aan het Uwv en dat het Uwv zijn schuld aan de bankinstelling zou moeten overnemen.
4.
In de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 18 april 2012 is alleen de boete in geschil geweest. Over de terugvordering heeft de Raad geen oordeel gegeven.
5.
In vaste rechtspraak (onder meer CRvB 4 mei 2011, LJN BQ3997) is neergelegd dat het rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over de zaak te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen. Het middel strekt er in beginsel toe om een rechterlijke uitspraak te redresseren die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt.
6.
Verzoeker heeft met betrekking tot de aan hem opgelegde boete geen nieuwe feiten of nieuwe omstandigheden naar voren gebracht als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Zijn verzoek komt erop neer dat hij in de gelegenheid wil worden gesteld met het Uwv de discussie te heropenen over de intrekking van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet en de terugvordering en boeteoplegging die van die intrekking het gevolg zijn geweest. Dat kan verzoeker met zijn herzieningsverzoek niet bereiken.
7.
Het verzoek om herziening van de uitspraak van 18 april 2012 moet worden afgewezen.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013.
(getekend) M. Greebe
(getekend) D. Heeremans
JvC