ECLI:NL:CRVB:2013:1327

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
11-6964 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrageplicht van een in België woonachtige AOW-gerechtigde voor zorg in het woonland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het geschil betreft de bijdrageplicht van appellante, die in België woont en recht heeft op zorg in dat land, ten laste van Nederland. Appellante ontving een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een pensioen van de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten. De Zorgverzekeringswet (Zvw) stelt dat zij als verdragsgerechtigde wordt aangemerkt en dat zij voor het recht op zorg een buitenlandbijdrage verschuldigd is.

De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het College voor zorgverzekeringen (Cvz) zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat appellante in 2006 verdragsgerechtigd is en dat zij recht heeft op zorg in België. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van toezeggingen door Cvz die in strijd zijn met artikel 69 van de Zvw, waardoor de buitenlandbijdrage niet zou hoeven worden vastgesteld. Appellante had zich met een E-121 formulier ingeschreven bij het bevoegde orgaan in België, wat bevestigt dat zij daar is ingeschreven.

De Raad heeft de argumenten van appellante, dat Cvz tekort is geschoten in zijn informatieplicht en dat de Belgische Mutualiteit haar onjuist heeft geïnformeerd, verworpen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/6964 en 11/6965 ZVW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
20 oktober 2011, 10/1782 en 10/4635 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (België) (appellante)
College voor zorgverzekeringen (Cvz)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar zoon J.W.P.R. Tjeenk Willink hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Namens appellante is verschenen J.W.P.R. Tjeenk Willink. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante woont in België en ontvangt een pensioen op grond van de
Algemene Ouderdomswet (AOW) en een pensioen van de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten.
1.2.
Ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellante door Cvz als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft zij op grond van verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71) recht op zorg in het woonland (België), ten laste van Nederland (het pensioenland). Voor dit recht op zorg is ingevolge artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd (buitenlandbijdrage). Appellante heeft zich met ingang van
1 januari 2006 met een E-121 formulier ingeschreven bij het bevoegde orgaan van haar woonplaats. Door dit orgaan is bevestigd dat zij in België is ingeschreven.
1.3.
Bij besluit van 19 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft Cvz het bezwaar van appellante tegen het besluit van 8 maart 2010 waarbij de buitenlandbijdrage 2006 definitief is vastgesteld op € 3.002,45 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op hetgeen ter zitting van de Raad is besproken is tussen partijen in geschil of appellante over 2006 bijdrageplichtig is.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat Cvz zich terecht en op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat appellante in 2006 verdragsgerechtigd is, dat zij recht heeft op zorg in België, ten laste van Nederland en dat zij voor dit recht op zorg een buitenlandbijdrage verschuldigd is.
4.3.
Het imperatief gestelde in artikel 69 van de Zvw laat Cvz geen ruimte om in verband met de door appellante aangevoerde omstandigheden dat Cvz tekort is geschoten in zijn informatieplicht en dat de Belgische Mutualiteit haar onjuist heeft geïnformeerd, af te zien van het opleggen van de buitenlandbijdrage. Van toezeggingen gedaan door Cvz dat in strijd met artikel 69 van de Zvw niet tot vaststelling van de buitenland bijdrage wordt overgegaan is geen sprake. Overigens is appellante door Cvz bij brief van december 2005 geïnformeerd over de gevolgen van de per 1 januari 2006 inwerkingtredende Zvw.
4.4.
Gelet op hetgeen onder 4.2 en 4.3 is overwogen slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) S. Aaliouli

EH