Uitspraak
5 december 2011, 11/4135 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2011, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 15 juli 2011 het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 7 maart 2011 ongegrond verklaard. Dit eerdere besluit betrof de afwijzing van het verzoek van appellant om terug te komen van het besluit van 10 augustus 2007, waarbij zijn WAO-uitkering was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven voor het Uwv om terug te komen op het eerdere besluit. Appellant, die in hoger beroep ging, herhaalde zijn eerdere standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kon blijven. De Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagde, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan, en werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.