In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft een geschil over de toekenning van WIA-uitkering aan appellant, die van mening was dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hem ten onrechte niet in aanmerking had gebracht voor functies op niveau 1. De Raad had eerder op 1 maart 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd geoordeeld dat de functie van sorteerder, controleur niet zonder nadere toelichting aan de schatting ten grondslag kon worden gelegd. Het Uwv werd opgedragen dit gebrek te herstellen of een andere passende functie te duiden. Na de tussenuitspraak heeft het Uwv nadere stukken ingediend en de bezwaararbeidsdeskundige heeft in haar rapporten van 28 maart en 20 mei 2013 de functie van magazijn/expeditiemedewerker als passend aangemerkt. Appellant betwistte echter de geschiktheid van deze functie, onder andere vanwege mogelijke trillingen van een elektrische hefwagen en het vereiste opleidingsniveau. De Raad oordeelde dat het Uwv het gebrek in het bestreden besluit had hersteld en dat de motivering van de bezwaararbeidsdeskundige volledig en deugdelijk was. De Raad concludeerde dat appellant voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij op niveau 2 had gewerkt en daarop kon functioneren. Het hoger beroep van appellant werd verworpen, en de Raad vernietigde het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.652,- werden begroot.