ECLI:NL:CRVB:2013:1312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
11-6915 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de belastbaarheid van appellant in het kader van WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Appellant, die als shiftleader werkzaam was, was op 8 mei 2008 uitgevallen door fysieke en psychische klachten. Hij had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 23 april 2010 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, omdat hij 43% arbeidsongeschikt was. Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.

De rechtbank oordeelde dat de beschikbare gedingstukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts over de belastbaarheid van appellant. De rechtbank concludeerde dat appellant in staat moest worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen, en dat de arbeidskundige rapportages voldoende gemotiveerd waren om deze conclusie te onderbouwen. Appellant ging in hoger beroep, maar zijn gemachtigde herhaalde enkel de eerder aangevoerde gronden zonder nieuwe medische stukken in te dienen.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013, met M.C. Bruning als rechter en K.E. Haan als griffier.

Uitspraak

11/6915 WIA
Datum uitspraak: 31 juli 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
6 oktober 2011, 10/2222 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. dr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2013. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Weert.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als shiftleader. Hij is op 8 mei 2008 uitgevallen wegens fysieke en psychische klachten.
1.2. In reactie op de aanvraag van appellant om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft het Uwv bij besluit van 19 mei 2010 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 23 april 2010 recht op een loongerelateerde WGA-uitkering is ontstaan, omdat appellant 43% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 15 november 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de beschikbare gedingstukken geen aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts over de belastbaarheid van appellant per
23 april 2010. Uitgaande van de vastgestelde beperkingen moet appellant in staat worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen. In de arbeidskundige rapportages is afdoende gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geen overschrijding opleveren van de belastbaarheid van appellant op de ter beoordeling staande datum.
3.
In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant de in bezwaar en in beroep aangevoerde gronden herhaald.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De Raad stelt voorop het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen volledig te kunnen onderschrijven. Het aanvullend hoger beroepschrift is vrijwel identiek aan het bij de rechtbank ingediende aanvullend beroepschrift. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant geen nadere medische stukken in geding gebracht. Gelet op deze omstandigheden slaagt het hoger beroep niet en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.E. Haan

EH