ECLI:NL:CRVB:2013:1310

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
11-192 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omvang van huishoudelijke hulp onder de Wmo en de rol van voorliggende voorzieningen

In deze zaak gaat het om de vraag of de omvang van de toegekende huishoudelijke hulp aan appellante voldoet aan het compensatiebeginsel zoals vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante, die lijdt aan het syndroom van Asperger en daardoor ernstig beperkt is in haar zelfredzaamheid, heeft een persoonsgebonden budget (pgb) van 1 uur en 30 minuten per week voor huishoudelijke hulp toegewezen gekregen. Dit besluit is door het college van burgemeester en wethouders van Sneek genomen en later door de rechtbank Leeuwarden bevestigd. Appellante is van mening dat deze hoeveelheid hulp onvoldoende is om haar huishouden op een acceptabele manier te kunnen draaien, vooral gezien haar psychische beperkingen die intensieve begeleiding vereisen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 31 juli 2013 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat het aan appellante toegekende pgb voldoet aan het compensatiebeginsel. De Raad heeft daarbij de rol van voorliggende voorzieningen, zoals de zorgzwaartepakketten (ZZP) en andere ondersteunende diensten, in overweging genomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de voorliggende voorzieningen, waaronder de boodschappenservice en maaltijdenservice, voldoende ondersteuning bieden, en dat appellante in staat is om de meeste huishoudelijke taken zelf uit te voeren, zij het met enige begeleiding.

De Raad heeft geconcludeerd dat de omvang van de toegekende huishoudelijke hulp in overeenstemming is met de Wmo en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, waarmee de beslissing van het college om het pgb toe te kennen is gehandhaafd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/192 WMO
Datum uitspraak: 31 juli 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van
30 november 2010, 10/717 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
college van burgemeester en wethouders van Sneek (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.G.M. van der Meer hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 januari 2011 heeft mr. G.J.A. van Dijk zich als opvolgend gemachtigde van appellante gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. E.S. Acda.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is bekend met het syndroom van asperger en is als gevolg daarvan ernstig beperkt in haar zelfredzaamheid. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft appellante voor de periode van 11 september 2007 tot 10 september 2012 op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geïndiceerd voor het zorgzwaartepakket GGZ 3C (ZZP), gedurende zeven etmalen per week.
1.2.
Appellante heeft op 1 oktober 2009 een aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingediend bij het college voor hulp bij het huishouden.
1.3.
Bij besluit van 21 oktober 2009 heeft het college aan appellante een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend voor hulp bij het huishouden met een omvang van 1 uur en 30 minuten per week. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 februari 2010 (bestreden besluit).
2.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat boodschappenservice en maaltijdenservice voorliggende voorzieningen zijn. Het ZZP biedt appellante onder meer psychosociale hulp en observatie en kan uit dien hoofde eveneens als voorliggende voorziening worden aangemerkt. Appellante kan de meeste huishoudelijke werkzaamheden zelf uitvoeren.
3.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de omvang van de toegekende huishoudelijke hulp niet volstaat om op een enigszins acceptabele wijze het huishouden te kunnen draaien. Door haar ernstige psychische beperkingen is voor veel handelingen intensieve begeleiding nodig. Voorliggende voorzieningen als maaltijdenservice en boodschappenservice bieden onvoldoende oplossing. Het ZZP staat huishoudelijke hulp niet toe.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de omvang van de toegekende huishoudelijke hulp voor appellante voldoet aan het compensatiebeginsel als bedoeld in de Wmo en welke rol voorliggende voorzieningen daarbij kunnen spelen.
4.2.
Volgens artikel 2 van de Wmo bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover, met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.
4.3.
Uit de adviesrapportage van het CIZ van 20 oktober 2009 blijkt dat appellante de huishoudelijke werkzaamheden zelf kan verrichten maar dat zij daarbij wel een vorm van begeleiding nodig heeft.
4.4.
De Raad stelt met de rechtbank vast dat het aan appellante toegekende pgb van een uur en 30 minuten huishoudelijke hulp per week, met inbegrip van een component voor de organisatie van het huishouden, voldoet aan het compensatiebeginsel ingevolge de Wmo. De rechtbank heeft daarbij met juistheid in aanmerking genomen dat sprake is van voorliggende voorzieningen. Allereerst in de vorm van een ZZP van gemiddeld 15 uur per week onder meer bestaande uit structurerende begeleiding gericht op het omgaan met de beperkingen die horen bij het ziektebeeld van appellante. Ook de boodschappenservice en de maaltijdenservice zijn aan te merken als een voorliggende voorziening.
Voor zover appellante met begeleiding zelf boodschappen wil doen en zelf wil koken is zij voor deze begeleiding aangewezen op begeleiding op grond van het ZZP.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en W.H. Bel en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) S. Aaliouli

EH