ECLI:NL:CRVB:2013:1308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Intrekking van persoonsgebonden budget en terugvordering van verstrekte bedragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft het pgb ingetrokken omdat appellante niet de vereiste verantwoording had ingediend over de besteding van het pgb. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft betwist dat zij het pgb niet overeenkomstig de geldende regels heeft verantwoord. Hierdoor was het college bevoegd om het pgb in te trekken en over te gaan tot terugvordering van het bedrag dat aan appellante was verstrekt. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college op juiste gronden gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. Ze heeft haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar status als tweede generatie oorlogsslachtoffer, aangevoerd als redenen om het pgb te behouden.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de persoonlijke omstandigheden van appellante niet afdoen aan haar verplichting om verantwoording af te leggen over de besteding van het pgb. De Raad heeft bevestigd dat het college terecht heeft besloten om de voorziening om te zetten in zorg in natura en dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.