ECLI:NL:CRVB:2013:1282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule bij vordering wegens meerinkomen in het kader van studiefinanciering en Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante die in 2009 zowel studiefinanciering als een Wajong-uitkering ontving. In 2010 heeft zij een deel van de Wajong-uitkering terugbetaald aan het Uwv omdat zij te veel had ontvangen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft appellante een vordering wegens meerinkomen opgelegd, omdat uit gegevens van de Belastingdienst bleek dat zij in 2009 meer inkomsten had dan de bijverdiengrens. Appellante betwistte deze vordering en stelde dat rekening gehouden moest worden met het bedrag dat zij had terugbetaald aan het Uwv.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat van het toetsingsinkomen niet kan worden afgeweken, omdat dit in de wet is uitgesloten van de hardheidsclausule. Appellante stelde in hoger beroep dat de hardheidsclausule wel van toepassing zou moeten zijn op het begrip meerinkomen, maar de Raad oordeelde dat het belastbare inkomen, zoals vastgesteld door de Belastingdienst, bepalend is voor het toetsingsinkomen en daarmee voor de vordering wegens meerinkomen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de omstandigheid dat de bijverdiengrens in 2009 is overschreden door een fout van het Uwv niet leidt tot het afzien van de vordering. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving rondom studiefinanciering en de voorwaarden voor het opleggen van vorderingen wegens meerinkomen.