ECLI:NL:CRVB:2013:1282

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
12-6532 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule bij vordering wegens meerinkomen in het kader van studiefinanciering en Wajong-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante die in 2009 zowel studiefinanciering als een Wajong-uitkering ontving. In 2010 heeft zij een deel van de Wajong-uitkering terugbetaald aan het Uwv omdat zij te veel had ontvangen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft appellante een vordering wegens meerinkomen opgelegd, omdat uit gegevens van de Belastingdienst bleek dat zij in 2009 meer inkomsten had dan de bijverdiengrens. Appellante betwistte deze vordering en stelde dat rekening gehouden moest worden met het bedrag dat zij had terugbetaald aan het Uwv.

De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak geoordeeld dat van het toetsingsinkomen niet kan worden afgeweken, omdat dit in de wet is uitgesloten van de hardheidsclausule. Appellante stelde in hoger beroep dat de hardheidsclausule wel van toepassing zou moeten zijn op het begrip meerinkomen, maar de Raad oordeelde dat het belastbare inkomen, zoals vastgesteld door de Belastingdienst, bepalend is voor het toetsingsinkomen en daarmee voor de vordering wegens meerinkomen.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de omstandigheid dat de bijverdiengrens in 2009 is overschreden door een fout van het Uwv niet leidt tot het afzien van de vordering. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving rondom studiefinanciering en de voorwaarden voor het opleggen van vorderingen wegens meerinkomen.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/6532 WSF
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
24 oktober 2012, 12/3781 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Schouten hoger beroep ingesteld.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Schouten. De Minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. T. Holtrop.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante heeft, voor zover hier van belang, in het jaar 2009 studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) genoten. Daarnaast ontving zij in dat jaar een Wajong-uitkering. In 2010 betaalde zij een deel van de aan haar in 2009 verstrekte Wajong-uitkering terug aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omdat zij te veel had ontvangen.
1.2. Bij besluit van 21 januari 2012 heeft de Minister appellante een vordering wegens meerinkomen opgelegd. De Minister is daartoe overgegaan omdat hem uit van de Belastingdienst ontvangen gegevens is gebleken dat appellante in 2009 meer inkomsten naast haar studiefinanciering heeft genoten dan de zogenoemde bijverdiengrens.
1.3. Appellante heeft tegen het besluit van 21 januari 2012 bezwaar gemaakt. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de Minister bij de vraag of een vordering wegens meerinkomen aan appellante kan worden opgelegd rekening moet houden met het door haar in 2010 aan het Uwv terugbetaalde bedrag aan Wajong-uitkering. Omdat de in 2009 te veel ontvangen uitkering is terugbetaald dient dat deel van het inkomen volgens appellante buiten beschouwing te blijven.
1.4. De Minister heeft het bezwaar van appellante bij besluit van 3 april 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat van de vaststelling van het toetsingsinkomen van appellante niet met toepassing van de in artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 neergelegde hardheidsclausule kan worden afgeweken, omdat die toepassing in het tweede lid van dit artikel is uitgesloten voor het begrip toetsingsinkomen.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat toepassing van de hardheidsclausule wel mogelijk is, nu weliswaar van het begrip toetsingsinkomen niet mag worden afgeweken, maar van het begrip meerinkomen, dat wordt gebruikt in artikel 3.17 van de Wsf 2000, wel.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Het meerinkomen als bedoeld in artikel 3.17 van de Wsf 2000 wordt blijkens het eerste lid van dit artikel vastgesteld door het toetsingsinkomen dat een studerende geniet te verminderen met een vrije voet.
Artikel 1.1 van de Wsf 2000 verwijst met betrekking tot het begrip toetsingsinkomen naar artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Artikel 8 van de Awir bepaalt dat het toetsingsinkomen wordt vastgesteld aan de hand van het inkomensgegeven. Dat begrip is gedefinieerd in artikel 21 van de Awir en is het verzamelinkomen of het belastbare inkomen.
4.2.
In het onderhavige geval is het belastbare inkomen vastgesteld. Dat inkomen is bepalend voor de vaststelling van het toetsingsinkomen en daarmee ook voor de vordering wegens meerinkomen. Niet wordt betwist dat het belastbare inkomen over 2009 op zichzelf bezien correct is vastgesteld.
4.3.
Zoals ook de rechtbank met juistheid heeft overwogen, is het niet mogelijk van het begrip toetsingsinkomen af te wijken, omdat dit in artikel 11.5, tweede lid, van de Wsf 2000 uitdrukkelijk is uitgezonderd van de toepassing van de hardheidsclausule. De wetgever heeft er onmiskenbaar voor gekozen dat het door de Belastingdienst vastgestelde belastbare inkomen bepalend is voor de vaststelling van het toetsingsinkomen en daarmee van het meerinkomen. Schuld aan het overschrijden van de bijverdiengrens is geen toepassingsvoorwaarde voor het opleggen van de vordering wegens meerinkomen ingevolge artikel 3.17 van de Wsf 2000. Vorenstaande betekent dan ook dat de omstandigheid dat de bijverdiengrens in 2009 is overschreden door een fout van het Uwv er niet toe kan leiden dat mag worden afgezien van het opleggen van de vordering wegens meerinkomen. De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 31 mei 2013, LJN CA1682.
4.4.
Hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) Z. Karekezi

HD