Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.888,-;
- bepaalt dat de Minister aan appellante het door haar betaalde griffierecht van in totaal
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 6 mei 2010, waarin werd vastgesteld dat zij een bedrag van € 367,17 per maand verschuldigd was in verband met een studieschuld. Het bestreden besluit van 10 augustus 2011 handhaafde dit eerdere besluit. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het standpunt van appellante, dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, niet kon worden gevolgd. De Minister had voldoende informatie verstrekt over de opbouw van de studieschuld en de berekening van het maandbedrag. De Raad stelde vast dat appellante in de bezwaarfase ten onrechte niet in de gelegenheid was gesteld om haar gronden bekend te maken, maar concludeerde dat dit niet leidde tot een gegrond hoger beroep. Appellante had voldoende gelegenheid gehad om haar bezwaren kenbaar te maken.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde de Minister tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.888,- bedroegen. Tevens werd bepaald dat de Minister het door appellante betaalde griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.