ECLI:NL:CRVB:2013:1270

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
13-879 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding ten aanzien van betaling van het griffierecht

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 8 december 2010. De zaak betreft de betaling van het griffierecht, dat volgens de Beroepswet verschuldigd is bij indiening van een verzoekschrift. Verzoekster is op 21 februari 2013 geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht van € 111,- en is verzocht dit bedrag binnen 28 dagen na de verzenddatum van de brief te betalen. Op 27 maart 2013 is verzoekster opnieuw gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat het bedrag binnen vier weken op de rekening van de Centrale Raad van Beroep moest zijn bijgeschreven of ter griffie moest zijn gestort. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig is betaald.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoekster niet in verzuim is geweest. Gezien de omstandigheden en de beschikbare gegevens, is het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2013. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

13/879 WW, 13/880 WW
Datum uitspraak: 31 juli 2013
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 december 2010, 10/890 en 10/891
Partijen:
[appellante] te [woonplaats](appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft een verzoek om herziening ingediend van de door de Raad op 8 december 2010 tussen partijen gewezen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het verzoekschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 21 februari 2013 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van € 111,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat het volledige verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 27 maart 2013 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig betaald is, verzoekster er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest, acht de Raad het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) J.A. Achterberg
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD