ECLI:NL:CRVB:2013:1258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbevoegdheid van de vader
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die de vader is van een zoon die onder meerderjarigenbewind is gesteld. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het verzoek om uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vader ongegrond verklaard.
De Raad overweegt dat de vader sinds 16 juni 2010 niet meer de wettelijke vertegenwoordiger van zijn zoon is, omdat deze onder bewind is gesteld. Hierdoor kan de vader niet zonder toestemming van de bewindvoerder namens zijn zoon optreden in rechte. De Raad constateert dat er geen machtiging van de bewindvoerder is om de vader te laten procederen namens de zoon. Dit betekent dat de vader op eigen titel procedeert, wat niet is toegestaan.
Aangezien de vader geen rechtstreeks belanghebbende is bij het bestreden besluit, heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van procesbevoegdheid en de rol van de bewindvoerder in dergelijke zaken. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.