ECLI:NL:CRVB:2013:1258

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
10-4397 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbevoegdheid van de vader

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die de vader is van een zoon die onder meerderjarigenbewind is gesteld. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het verzoek om uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vader ongegrond verklaard.

De Raad overweegt dat de vader sinds 16 juni 2010 niet meer de wettelijke vertegenwoordiger van zijn zoon is, omdat deze onder bewind is gesteld. Hierdoor kan de vader niet zonder toestemming van de bewindvoerder namens zijn zoon optreden in rechte. De Raad constateert dat er geen machtiging van de bewindvoerder is om de vader te laten procederen namens de zoon. Dit betekent dat de vader op eigen titel procedeert, wat niet is toegestaan.

Aangezien de vader geen rechtstreeks belanghebbende is bij het bestreden besluit, heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van procesbevoegdheid en de rol van de bewindvoerder in dergelijke zaken. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
10/4397 WMO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 7 juli 2010, 09/5405 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door C.A.J. Bastiaansen.

OVERWEGINGEN

1.1. Het college heeft bij besluit van 17 april 2009, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
13 november 2009 (bestreden besluit), aan [naam zoon], zoon van appellant, de gevraagde uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning niet toegekend. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellant namens zijn zoon ingestelde beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft bij brief van 4 augustus 2010 hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
1.2. De zoon van appellant is bij beschikking van de kantonrechter van 16 juni 2010 onder meerderjarigenbewind gesteld. Uit de stukken blijkt dat de zoon van appellant niet, zoals verzocht, onder bewind van een van zijn ouders is gesteld, maar van een derde,
[naam bewindvoerder].
2.
De Raad overweegt als volgt.
2.1.
Ingevolge artikel 8:21, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden (proces)onbekwame, natuurlijke personen in rechte vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers naar burgerlijk recht en zijn de wettelijke vertegenwoordigers van een kind, totdat het de leeftijd van achttien jaar bereikt, de ouders, ouder of voogd van de minderjarige. Vanaf het moment dat een persoon meerderjarig is, is hij/zij handelings- en procesbekwaam. Wanneer iemand - niet zijnde een advocaat - namens hem of haar in rechte wil optreden dient de meerderjarige daartoe een machtiging te verstrekken. Dat geldt ook als een ouder zich als gemachtigde wil stellen.
2.2.
Indien een meerderjarige (proces)onbekwaam is kan de kantonrechter met toepassing van artikel 1:431, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek een bewindvoerder aanstellen.
2.3.
De vader van appellant is sinds 16 juni 2010 niet meer de wettelijke vertegenwoordiger van appellant. De vader van appellant kan dan ook niet, zonder toestemming van de bewindvoerder, voor en/of namens appellant optreden in rechte.
2.4.
Uit de stukken blijkt niet dat de bewindvoerder de vader van appellant heeft gemachtigd om namens appellant hoger beroep in te stellen. Dit betekent dat de vader van appellant procedeert op eigen titel.
2.5.
Aangezien de vader van appellant geen rechtstreeks belanghebbende is bij het bestreden besluit in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb dient het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard te worden.
3.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) S.K Dekker
ew