ECLI:NL:CRVB:2013:1256

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
12-4743 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in het kader van de AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (Ciz) over de tijdigheid van een bezwaarschrift dat door appellante was ingediend. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Ciz, waarin zij voor de periode van 31 januari 2012 tot en met 30 januari 2013 was geïndiceerd voor begeleiding individueel klasse 2. Het bezwaar werd door Ciz niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend en er geen verschoonbare reden werd erkend voor de termijnoverschrijding.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat appellante niet had aangetoond dat zij door haar psychische beperkingen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij in de maanden februari en maart 2012 geen hulp en begeleiding had, waardoor zij niet in staat was haar belangen adequaat te behartigen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante zelf verantwoordelijk is voor een tijdige indiening van een rechtsmiddel en dat zij in een andere juridische procedure wel in staat was om haar gemachtigde te benaderen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet met medische stukken heeft onderbouwd dat zij in de relevante periode niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Hierdoor concludeert de Raad dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/4743 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2012, 12/2122 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (Ciz)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Ciz heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013. Appellante is niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door O. Talhaoui.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 31 januari 2012 heeft Ciz appellante op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor de periode van 31 januari 2012 tot en met 30 januari 2013 geïndiceerd voor begeleiding individueel klasse 2.
1.2.
Tegen dit besluit heeft mr. Kuit op 5 april 2012 bezwaar gemaakt. Mr. Kuit heeft daarbij te kennen gegeven dat de (te) late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar is omdat appellante in verband met haar psychische beperkingen niet in staat was om zelf haar belangen te behartigen.
1.3.
Bij het besluit van 10 mei 2012 (bestreden besluit) heeft Ciz het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en een verschoonbare reden daarvoor ontbreekt.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is onder verwijzing naar artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding omdat niet blijkt dat appellante - zonder begeleiding - niet in staat was zelf of met behulp van een derde tegen het besluit van 31 januari 2012 tijdig - eventueel op nader aan te voeren gronden - bezwaar te maken. Uit de door appellante overgelegde beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2005 kan dat gelet op de datum van die beschikking niet worden afgeleid. Bovendien is uit het verhandelde ter zitting gebleken dat appellante in een andere zaak wel in staat was een derde te benaderen om haar belangen te behartigen.
3.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij in februari en maart 2012 geen hulp en begeleiding meer had waardoor zij niet (langer) in staat was om haar belangen adequaat te behartigen. Eerst na het verstrijken van de bezwaartermijn werd haar gemachtigde ermee bekend dat appellante het besluit van 31 januari 2012 had ontvangen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest
.
4.2.
Evenals de rechtbank en Ciz komt de Raad tot het oordeel dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
4.3.
De Raad stelt voorop dat appellante zelf verantwoordelijk is voor een tijdige indiening van een rechtsmiddel. In het geval dat zij niet in staat is om zelf tijdig een bezwaarschrift in te dienen, kan van haar gevergd worden dat zij er voor zorgdraagt dat een ander dat voor haar doet. De Raad stelt vast dat appellante in een andere juridische procedure wel in staat was haar gemachtigde te benaderen. Appellante heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij in februari en maart 2012 in verband met haar psychische beperkingen niet in staat was om tijdig bezwaar te (laten) maken. Dit betekent dat het voor appellante niet volstrekt onmogelijk is geweest om haar belangen te laten behartigen en om tijdig bezwaar te (laten) maken.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) S.K. Dekker

EH