Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (Ciz) over de tijdigheid van een bezwaarschrift dat door appellante was ingediend. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Ciz, waarin zij voor de periode van 31 januari 2012 tot en met 30 januari 2013 was geïndiceerd voor begeleiding individueel klasse 2. Het bezwaar werd door Ciz niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend en er geen verschoonbare reden werd erkend voor de termijnoverschrijding.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat appellante niet had aangetoond dat zij door haar psychische beperkingen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij in de maanden februari en maart 2012 geen hulp en begeleiding had, waardoor zij niet in staat was haar belangen adequaat te behartigen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante zelf verantwoordelijk is voor een tijdige indiening van een rechtsmiddel en dat zij in een andere juridische procedure wel in staat was om haar gemachtigde te benaderen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet met medische stukken heeft onderbouwd dat zij in de relevante periode niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Hierdoor concludeert de Raad dat er geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.