ECLI:NL:CRVB:2013:1241

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
10-4901 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de adequaatheid van een scootmobiel in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft een appellante die beperkingen ondervindt door een orthopedische aandoening en een zenuwstelsel aandoening, en die een scootmobiel met vijf wielen had aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland had deze aanvraag afgewezen en in plaats daarvan een elektrische rolstoel toegekend, omdat de huidige scootmobiel niet voldeed aan de veiligheidseisen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar huidige scootmobiel niet langer adequaat is. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het advies van SCIO Consult en informatie van de leverancier van de scootmobiel. De Raad concludeert dat de huidige scootmobiel voldoet aan de eisen van snelheid en veiligheid, en dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de scootmobiel onveilig is. De Raad bevestigt daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is voor het bieden van adequate voorzieningen ter compensatie van beperkingen, maar dat de huidige scootmobiel van appellante aan deze eisen voldoet. De uitspraak eindigt met de bevestiging van de eerdere beslissing zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
10/4901 WMO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van
10 augustus 2010, 10/47 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2013. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ondervindt beperkingen als gevolg van een orthopedische aandoening aan beide voeten en een aandoening van het zenuwstelsel aan beide benen. Voor verplaatsingen binnenshuis maakt appellante gebruik van een rolstoel. Voor verplaatsingen buitenshuis beschikt appellante over een scootmobiel.
1.2.
Op 24 juni 2009 heeft appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een scootmobiel met vijf wielen aangevraagd, toe te kennen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college advies ingewonnen van SCIO Consult (SCIO).
1.3.
Bij besluit van 3 augustus 2009 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van SCIO, de gevraagde voorziening afgewezen en een elektrische rolstoel aan appellante toegekend. Hieraan is ten grondslag gelegd dat een scootmobiel, gelet op de uit veiligheidsoverwegingen voor appellante geldende snelheidsbeperking van vijf kilometer per uur, geen adequate voorziening is voor appellante.
1.4.
Bij besluit van 26 november 2009 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 3 augustus 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft overwogen dat uit informatie van de leverancier van de scootmobiel is gebleken dat de snelheid van de huidige scootmobiel staat ingesteld op negen kilometer per uur. Volgens het college is de huidige scootmobiel daarmee voor appellante, gezien de door SCIO geadviseerde minimumsnelheid van acht kilometer per uur, in combinatie met een taxikostenvergoeding van 50 %, een adequate voorziening. De gevraagde scootmobiel met vijf wielen is afgewezen, omdat deze niet is aan te merken als goedkoopst adequate voorziening.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat haar huidige scootmobiel niet langer als een adequate voorziening kan worden gekwalificeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wmo treft het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.
4.2.
Tussen partijen is in geding of het college vervanging van de huidige scootmobiel van appellante - voordat deze technisch of economisch is afgeschreven - door een scootmobiel met vijf wielen mocht weigeren. Gelet op het advies van SCIO en informatie van de leverancier van de huidige scootmobiel, heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de huidige scootmobiel, gezien de daaraan te stellen eisen met betrekking tot snelheid en stand van de benen, voor appellante voldoende adequaat is. Appellante heeft haar stelling dat de huidige scootmobiel onveilig is in dit licht onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.3.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) G.J. van Gendt
JvC