ECLI:NL:CRVB:2013:1234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ingebrekestelling en klachtenprocedure tegen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder, heeft hoger beroep ingesteld omdat hij ontevreden is over de wijze waarop de minister hem heeft behandeld, met name met betrekking tot een ingebrekestelling die per e-mail op 15 juli 2010 was ingediend en het uitblijven van een reactie op klachten die op 5 en 6 augustus 2010 waren ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 juli 2013 uitspraak gedaan. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en merkt op dat de minister ter zitting excuses heeft aangeboden voor het verstrekken van onjuiste informatie door een medewerker. De Raad oordeelt dat de grieven van appellant niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De grief over het ontbreken van een reactie op de klachten valt buiten de omvang van het geding, waardoor de Raad daar geen oordeel over kan geven.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, met M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.