Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 12 maart 2010 ziek meldde met schouder- en nekklachten, hartritmestoornissen, hoge bloeddruk en spanningsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 4 juli 2011 besloten de uitkering te beëindigen, omdat appellant vanaf die datum weer geschikt zou zijn voor zijn arbeid. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard in een besluit van 1 september 2011. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard op 16 februari 2012, omdat er geen bewijs was dat het onderzoek van het Uwv onjuist of onzorgvuldig was.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, waarbij hij verwees naar medische informatie van zijn huisarts en GGZ, evenals de functieomschrijving van de bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van appellant geen aanleiding gaven om anders te oordelen dan de rechtbank. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en merkt op dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die tot een ander oordeel zou leiden.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.