ECLI:NL:CRVB:2013:1230

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
12-4691 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beslagvrije voet in het geval van derdenbeslag door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bij het nemen van een betalingsbeslissing in het kader van derdenbeslag de beslagvrije voet zelf mag vaststellen. De appellante, die in hoger beroep is gegaan, heeft betoogd dat het Uwv niet binnen het kader van het beslag is gebleven. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv in zijn beslissing van 23 januari 2012, die bij het bestreden besluit van 17 februari 2012 is gehandhaafd, correct heeft gehandeld door uit te gaan van het door de deurwaarder opgegeven bedrag.

Tijdens de zitting op 19 juni 2013 is appellante verschenen, terwijl het Uwv met kennisgeving niet aanwezig was. De Raad heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de gronden die appellante in hoger beroep heeft ingediend niet gericht zijn op de kernvraag of het Uwv binnen het beslagkader is gebleven. De Raad heeft vastgesteld dat de appellante zich met de deurwaarder kan verstaan over de hoogte van de beslagvrije voet of zich kan wenden tot de civiele rechter.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/4691 WW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 juli 2012, 12/1210 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Appellante is verschenen. Het Uwv is met kennisgeving niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld en komt tot de volgende beoordeling.
2.
De rechtbank heeft in haar uitspraak in overweging 2.1 op goede gronden geoordeeld dat dit geschil beperkt moet blijven tot de beantwoording van de vraag of het Uwv - bij het nemen van de betalingsbeslissing van 23 januari 2012, die bij beslissing op bezwaar van
17 februari 2012 (bestreden besluit) is gehandhaafd - is gebleven binnen het kader van het beslag. Het Uwv mag in het geval van derdenbeslag de beslagvrije voet niet zelf vaststellen, maar moet uitgaan van het door de deurwaarder in het kader van de executie opgegeven bedrag.
3.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft ingediend tegen de aangevallen uitspraak zijn niet gericht op de vraag of het Uwv is gebleven binnen het kader van het beslag. Met betrekking tot de hoogte van de beslagvrije voet zal appellante zich met de deurwaarder kunnen verstaan of zich tot de civiele rechter kunnen wenden.
4.
Het hoger beroep treft geen doel. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen, moet worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) J.R. Baas
eh