ECLI:NL:CRVB:2013:1229

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
12-2095 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op ziekengeld na zorgvuldig medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 maart 2012, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had zich ziek gemeld per 21 juli 2011, terwijl zij in aanmerking was gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellante per 28 september 2011 weer geschikt was voor haar maatgevend werk. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt en verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 24 oktober 2011.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende gegevens had verzameld om een afgewogen oordeel te vellen over de beperkingen van appellante. Appellante ging in hoger beroep, maar verscheen niet ter zitting. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.F. Bär. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de conclusies van het Uwv te betwisten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.

De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/2095 ZW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
14 maart 2012, 11/8960 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.C. Mourits, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.

OVERWEGINGEN

1.
Appellante was in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Vanuit die situatie heeft zij zich per 21 juli 2011 ziek gemeld. Nadat appellante is onderzocht door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts, is door het Uwv geconcludeerd dat appellante per 28 september 2011 geschikt was om haar maatgevend werk te doen, hetgeen door het Uwv is neergelegd in een besluit van 26 september 2011.
2.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 september 2011. Naar aanleiding van dat bezwaar is appellante onderzocht door een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts. Naar aanleiding van dat onderzoek heeft het Uwv het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd en is bij besluit van 24 oktober 2011 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 september 2011 ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak is dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de onderzoeken door het Uwv voldoende gegevens naar voren zijn gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor appellante geldende beperkingen te kunnen komen. De rechtbank zag geen aanleiding om het door het Uwv verrichte medisch onderzoek onzorgvuldig te achten.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
4.2.
Uit het dossier blijkt dat het Uwv beschikte over medische informatie verkregen op basis van eigen onderzoek en informatie afkomstig van de huisarts van appellante en van de haar behandelend neuroloog. Die laatste informatie had betrekking op een periode gelegen vlak voor de datum in geding, 28 september 2011. Een concreet zicht op andere relevante medische informatie was er niet en is later ook niet door appellante geleverd. Het onderzoek van Uwv was daarom volledig en zorgvuldig.
4.3.
Nu appellante geen informatie heeft ingebracht die duidt op het tegendeel, is er geen aanleiding om de conclusies uit het onderzoek van het Uwv voor onjuist te houden.
4.4.
Bij de volledigheid van het onderzoek en gelet op de beschikbare medische gegevens, was er voor de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek ter zitting te verdagen.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet, de aangevallen uitspraak komt voor een bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) J.R. Baas
eh