ECLI:NL:CRVB:2013:1229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op ziekengeld na zorgvuldig medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 maart 2012, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had zich ziek gemeld per 21 juli 2011, terwijl zij in aanmerking was gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellante per 28 september 2011 weer geschikt was voor haar maatgevend werk. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt en verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 24 oktober 2011.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende gegevens had verzameld om een afgewogen oordeel te vellen over de beperkingen van appellante. Appellante ging in hoger beroep, maar verscheen niet ter zitting. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.F. Bär. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de conclusies van het Uwv te betwisten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.
De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.