ECLI:NL:CRVB:2013:1225

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
12-4953 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering na ziekmelding en auto-ongeval

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich in december 2011 opnieuw ziek meldde na een auto-ongeval. Appellant was eerder in aanmerking gebracht voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 18 augustus 2011 geconcludeerd dat hij geen recht meer had op een ZW-uitkering. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond na nieuw medisch onderzoek. De rechtbank 's-Gravenhage bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting in hoger beroep werd door appellant benadrukt dat hij zich op 12 december 2011 opnieuw ziek had gemeld en dat hij vanaf die datum wel in aanmerking was gebracht voor een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de eerdere besluitvorming over de beëindiging van de ZW-uitkering per augustus 2011 niet onjuist of onzorgvuldig was. De Raad stelde vast dat er geen concrete medische informatie was ingediend die de eerdere beoordeling zou kunnen ondermijnen. De rapportage van GGMD uit april 2013 gaf geen aanleiding om te concluderen dat de beperkingen van appellant in augustus 2011 gelijk waren aan die in 2013.

De Raad concludeerde dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling waren van de eerder aangevoerde gronden en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/4953 ZW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
8 augustus 2012, 12/2465 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. van der Giesen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Giesen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J.F. Bär.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant was laatstelijk in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Daarnaast had appellant recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 28 juli 2011 heeft appellant zich ziek gemeld met hoofdpijnklachten, pijn in beide schouders en armen, maagklachten, doofheid, duizeligheid en psychische klachten. Na medisch onderzoek op 16 augustus 2011 heeft het Uwv geconcludeerd dat appellant met ingang van 18 augustus 2011 geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektwet (ZW), hetgeen het Uwv heeft neergelegd in een besluit van 18 augustus 2011.
2.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 augustus 2011. Nadat in het kader van de bezwaarprocedure nieuw medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, heeft het Uwv bij besluit van 7 maart 2012 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
4.
In hoger beroep heeft appellant verwezen naar hetgeen hij eerder heeft gesteld. Ter zitting is daarbij nog uitdrukkelijk gewezen op het feit dat appellant zich met ingang van
12 december 2011 wederom ziek heeft gemeld en dat hij, met ingang van die datum wel, en zonder onderbreking, in aanmerking is gebracht voor een ZW-uitkering.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Voor het wettelijk kader en de daarbij te hanteren maatstaf wordt verwezen naar onderdeel 4.1 van de aangevallen uitspraak.
5.2.
Dat appellant na zijn ziekmelding in december 2011 wel door het Uwv in aanmerking is gebracht voor een ZW-uitkering, brengt niet mee dat de eerdere besluitvorming over de beëindiging van de ZW-uitkering per 18 augustus 2011 onjuist of onzorgvuldig is geweest. Zoals ter zitting door het Uwv gesteld, hing de ziekmelding in december 2011 samen met een auto-ongeval waarbij appellant slachtoffer was. Verdere concrete medische informatie ten aanzien van de melding per december 2011 is door appellant niet ingebracht. De rapportage van GGMD van april 2013 bevat geen gegevens die er op duiden dat de beperkingen van appellant in augustus 2011 dezelfde waren als in dat rapport zijn beschreven nu dat rapport
19 april 2013 als relevante datum vermeldt, terwijl dat rapport daarnaast een aantal voorlopige conclusies bevat over de psychische toestand van appellant waaruit zou kunnen worden afgeleid dat in 2013 sprake is van een verslechtering ten opzichte van de situatie waarin appellant vanaf einde 2010 tot halverwege 2011 verkeerde.
5.3.
Aangezien de overige gronden van appellant in hoger beroep een herhaling vormen van de gronden die bij de rechtbank zijn aangevoerd, wordt voor het overige volstaan te verwijzen naar het oordeel van de rechtbank en de uitgebreide motivering die daaraan ten grondslag is gelegd.
5.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) J.R. Baas
eh