ECLI:NL:CRVB:2013:1224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en medische grondslag van het bestreden besluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de appellant, die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontving, zijn arbeidsongeschiktheid betwist. De Centrale Raad van Beroep heeft zich in deze zaak enkel gericht op de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingediend die de eerdere oordelen van de rechtbank konden ondermijnen. Het Uwv had eerder vastgesteld dat de appellant per 9 februari 2011 herzien was naar een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de appellant waren toegewezen, niet in strijd waren met zijn vastgestelde belastbaarheid.
De appellant voerde aan dat een neuropsychologisch onderzoek had aangetoond dat er sprake was van een toename van cognitieve beperkingen. Echter, de Raad oordeelde dat de bevindingen van het neuropsychologisch onderzoek niet konden leiden tot het vaststellen van meer beperkingen op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), omdat er geen medisch-specialistisch rapport was dat deze bevindingen ondersteunde. De Raad bevestigde dat de appellant geen rapportage had ingediend van de neuroloog die zijn klachten kon onderbouwen.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerder vastgestelde beperkingen en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.