ECLI:NL:CRVB:2013:1210

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
11-1887 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de inlichtingenverplichting bij bijstandsverlening en intrekking van bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de schending van de inlichtingenverplichting door betrokkene, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Betrokkene had geen melding gemaakt van zijn betrokkenheid bij een eenmanszaak, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsrecht. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene vanaf 1 maart 2010 de bedrijfsruimte huurde waarin de eenmanszaak was gevestigd en dat hij ingeschreven stond bij de Kamer van Koophandel. Ondanks dat de activiteiten van de onderneming formeel waren gestaakt, bleek uit een fraudeonderzoek dat er na deze datum nog steeds brood werd gebakken. De Raad concludeert dat betrokkene zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn betrokkenheid bij de bakkerij niet te melden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De intrekking van de bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Groningen werd daarmee gerechtvaardigd. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van betrokkene niet slaagt.

Uitspraak

11/1887 WWB
Datum uitspraak: 30 juli 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 10 maart 2011, 10/1132 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en of rechtverkrijgenden van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats], (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
PROCESVERLOOP
Namens [betrokkene] (betrokkene) heeft mr. S.T. Dieters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Dieters heeft de Raad bericht dat betrokkene is overleden.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 23 juli 2013. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene ontving bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
In verband met een aangekondigde verhuizing heeft het college betrokkene verzocht stukken over te leggen. Tijdens het verhuisonderzoek is betrokkene geselecteerd voor een themacontrole omdat hij per 19 mei 2010 bij de Kamer van Koophandel (KvK) stond ingeschreven met een eenmanszaak ([naam eenmanszaak]) zonder dat het college hiervan op de hoogte was gebracht. Vanwege het onderzoek in het kader van de themacontrole is het verhuisonderzoek overgedragen aan de afdeling Fraudecontrole en is betrokkene gehoord en heeft een huisbezoek plaatsgevonden in de woning van betrokkene boven [naam eenmanszaak]. De bevindingen van het fraudeonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 14 juli 2010.
1.3.
De onderzoeksbevindingen waren voor het college aanleiding om bij besluit van
6 augustus 2010 de bijstand van betrokkene met ingang van 23 juni 2010 te beëindigen (lees: in te trekken). Aan dit besluit ligt ten grondslag dat betrokkene niet de gevraagde gegevens heeft ingeleverd en geen gehoor heeft gegeven aan de geboden gelegenheid om alsnog de gevraagde stukken in te leveren. Voorts gaven de onderzoeksbevindingen het college aanleiding om bij besluit van 9 augustus 2010 de over de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 aan betrokkene verleende bijstand in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand over die periode tot en bedrag van € 2.727,99 van hem terug te vorderen. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat betrokkene in de periode van 1 maart 2010 tot en met
31 mei 2010 de op hem rustende wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen of onvoldoende informatie te verstrekken over zijn bedrijfsmatige activiteiten als gevolg waarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
1.4.
Bij besluit van 18 november 2010 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 6 augustus 2010 en 9 augustus 2010 ongegrond verklaard en de motivering van het besluit van 9 augustus 2010 aangepast in die zin dat betrokkene vanaf 1 maart 2010 niet alle inlichtingen heeft verstrekt die nodig waren om het recht op bijstand vast te stellen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat het beroep uitsluitend gericht was tegen de intrekking van de bijstand per 1 maart 2010 en de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bijstand tot een bedrag van € 2.727,99.
3.
Betrokkene heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Volgens betrokkene heeft het college ten onrechte niet in de beoordeling betrokken al wat uit het onderzoek naar [naam eenmanszaak] bekend is geworden, uit welke gegevens valt op te maken dat zijn rol bij [naam eenmanszaak] te verwaarlozen was en hooguit gekenschetst kan worden als een vriendendienst.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB, voor zover van belang, doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
4.2.
Vaststaat dat betrokkene met ingang van 1 maart 2010 de bedrijfsruimte waarin [naam eenmanszaak] was gevestigd, huurde en met ingang van 19 mei 2010 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel stond ingeschreven als eigenaar van de eenmanszaak [naam eenmanszaak]. Het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermeldt weliswaar dat de activiteiten van de onderneming zijn gestaakt met ingang van 1 juni 2010, maar uit het Rapport Fraude
Controle 2 van 14 juli 2010 blijkt dat in de bakkerij na 1 juni 2010 nog steeds brood werd gebakken. Het feit dat betrokkene huurder was van de bedrijfsruimte die ook daadwerkelijk als zodanig in gebruik was rechtvaardigt, gelet op de overige omstandigheden, de vooronderstelling dat betrokkene nauw betrokken was bij de eenmanszaak. Met de beantwoording van de in het kader van het onderzoek aan hem gestelde vragen heeft betrokkene die vooronderstelling niet weerlegd. Betrokkene had zijn nauwe betrokkenheid bij een commercieel bedrijf aan het college moeten melden. Hij heeft dat nagelaten. Anders dan betrokkene stelt, is niet duidelijk dat zijn rol bij genoemd bedrijf te verwaarlozen was en om die reden voor de bijstandsverlening niet van belang.
4.3.
Door geen melding te maken van zijn betrokkenheid bij de bakkerij, heeft betrokkene de ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden, als gevolg waarvan het recht op bijstand vanaf 1 maart 2010 niet kon worden vastgesteld. Daarom kan in het midden blijven of betrokkene vanaf die datum tegen betaling loodgietersklusjes heeft verricht.
4.4.
Gelet op 4.3 was het college bevoegd om met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB de aan betrokkene over de periode van 1 maart 2010 tot en met
31 mei 2010 verleende bijstand in te trekken. Wat betrokkene heeft aangevoerd vormt geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot intrekking van de bijstand heeft kunnen besluiten.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en M. Hillen en F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2013.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) P.J.M. Crombach

HD