ECLI:NL:CRVB:2013:1195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die vanaf 3 september 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was een anonieme tip over de inkomsten van appellante en haar relatie met haar vriend. De sociale recherche voerde een onderzoek uit, waaruit bleek dat appellante inkomsten had uit werkzaamheden bij een café en niet had gemeld dat zij samenwoonde met haar vriend. Het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar herzag de bijstand over een bepaalde periode en vorderde ten onrechte gemaakte kosten terug. Appellante betwistte dat zij met haar vriend een gezamenlijke huishouding voerde, maar de Raad oordeelde dat de verklaring van appellante en de feiten en omstandigheden voldoende waren om te concluderen dat er wel degelijk sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad bevestigde de bevoegdheid van het college om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.