ECLI:NL:CRVB:2013:1166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) en de Ziektewet-uitkering (ZW)
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die stelt dat hij per saldo ongeveer € 150,- per maand minder ontvangt dan hij zou hebben gekregen als hij naast zijn loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) niet had gewerkt. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellant heeft zich op 24 april 2007 ziek gemeld en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidwet. Hij is op 30 oktober 2008 voor een half jaar in dienst getreden, maar heeft zijn werk vanwege ziekte gestaakt op 11 februari 2009. Na afloop van zijn dienstverband ontving hij een Ziektewet-uitkering (ZW) van het Uwv.
Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 21 april 2009 recht heeft op een WIA-uitkering. De hoogte van de LGU is vastgesteld op basis van het verschil tussen het WIA-maandloon en het loon dat appellant op dat moment verdiende. Appellant is van mening dat het Uwv bij de berekening van de LGU ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de ZW-uitkering die hij ontving. De Raad overweegt dat de berekening van de LGU correct is uitgevoerd volgens de geldende wet- en regelgeving, en dat de aanname van appellant feitelijk onjuist is. De Raad bevestigt dat als appellant niet had gewerkt, hij recht zou hebben op een lagere LGU.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en L.J.A. Damen als leden, in aanwezigheid van griffier I.J. Penning. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 juli 2013.