Uitspraak
drs. M.P.W.M. Wiertz.
OVERWEGINGEN
3.1. De rechtbank heeft met juistheid het standpunt van het Uwv onderschreven dat er onvoldoende verband bestaat tussen het onrechtmatige besluit van 20 december 2002 en de schade die appellant als gevolg hiervan stelt te hebben geleden door de vertraagde uitbetaling van de WAO-hiaatverzekering door het bedrijfspensioenfonds. Hoewel onmiskenbaar een verband bestaat tussen aan de ene kant de aanspraak op uitkering ingevolge de WAO en aan de andere kant de beoordeling van de aanspraak op een aanvulling op die uitkering op grond van een WAO-hiaatverzekering, kan dat verband niet zo hecht worden geacht, dat sprake is van een causaal verband in de zin van het schadevergoedingsrecht. Daarbij wordt van belang geacht dat het (onrechtmatige) besluit van het Uwv slechts ziet op de aanspraak op uitkering ingevolge de WAO. Het bedrijfspensioenfonds verricht een eigen beoordeling ten aanzien van de aanspraak op een aanvulling op die uitkering, van de ingangsdatum ervan en van het verzoek om wettelijke rente over het bedrag van de nabetaling vanwege de vertraagde uitbetaling ervan. Met verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 21 mei 1999
5 april 2007 en de kort daarop gerealiseerde uitbetaling een einde gekomen aan de (veronderstelde) spanning en frustratie.
BESLISSING
- verklaart het bezwaar tegen het besluit van 9 augustus 2010 voor het overige ongegrond;
- stelt de door het Uwv te betalen schadevergoeding vanwege overschrijding van de
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 1 november 2010;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van