ECLI:NL:CRVB:2013:1143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in WIA-uitkering en FML-geschil
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellante, die per 24 augustus 2010 een uitkering had ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang, omdat appellante met het aanvechten van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) geen beter resultaat kon bereiken dan de reeds toegekende uitkering.
Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij wel procesbelang heeft en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen ander resultaat kan behalen. Zij betoogde dat de FML onterecht aangeeft dat zij, met enige beperkingen, in staat is tot het verrichten van dynamische handelingen. Appellante vreest dat zij in de toekomst geconfronteerd zal worden met de gevolgen van deze beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante met het aanvechten van de FML geen beter resultaat kan bereiken. De Raad benadrukt dat bij een eventueel heronderzoek een nieuw medisch onderzoek zal plaatsvinden, maar dat de huidige situatie geen aanleiding geeft om het hoger beroep te honoreren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.