ECLI:NL:CRVB:2013:1142

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
12-368 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische grondslag van een WIA-uitkering en de rol van nieuwe medische gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellant, die een WIA-uitkering had aangevraagd, was het niet eens met de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag te weigeren. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die aan de weigering ten grondslag lag, zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een ernstige psychiatrische stoornis bij de appellant op de relevante datum, 24 januari 2011.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat zijn medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij niet in staat was om de hem voorgehouden functies te vervullen. Hij voerde aan dat de voorbeeldfuncties niet passend voor hem waren en bracht nieuwe medische informatie in. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en stelde vast dat de nieuwe medische gegevens geen betrekking hadden op de toestand van de appellant op de datum in geding.

De Raad concludeerde dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA op een andere manier plaatsvindt dan in het kader van de ZW. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van de appellant om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling en de relevantie van de datum waarop de arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/368 WIA
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van
8 december 2011, 11/3479 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 12 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kramer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 16 mei 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen een besluit van 23 februari 2011, waarbij het Uwv hem per einde wachttijd
- 24 januari 2011 - een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft geweigerd, ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit zijn ten grondslag gelegd rapporten van een bezwaarverzekeringsarts van 5 april 2011 en van een bezwaararbeidsdeskundige van 12 mei 2011.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit volledig en voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens de rechtbank is er geen reden om aan te nemen dat bij appellant sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis en heeft hij bovendien geen (nieuwe) medische gegevens ingebracht die zijn standpunt onderbouwen. Met betrekking tot de functionele mogelijkheden en beperkingen van appellant heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat zij onjuist zouden zijn vastgesteld. Inzake de signaleringen bij de voorbeeldfuncties die aan de schatting ten grondslag liggen en die mogelijk duiden op een overschrijding van de belastbaarheid, heeft een bezwaararbeidsdeskundige volgens de rechtbank een inzichtelijke en toetsbare toelichting gegeven. De rechtbank was van oordeel dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit eveneens stand kan houden.
3.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en hij daardoor niet in staat is de hem voorgehouden functies te verrichten. Hij blijft erbij dat onvoldoende is toegelicht dat de voorbeeldfuncties passend voor hem zijn. Appellant heeft erop gewezen dat hij in de periode waarin hij ziekengeld kreeg niet belastbaar voor enig werk werd geacht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant nadere medische informatie ingebracht.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Er is geen aanleiding om over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. De rechtbank heeft duidelijk en inzichtelijk gemotiveerd waarom zij de medische grondslag juist acht en er onvoldoende aanwijzingen zijn om uit te gaan van het bestaan van een ernstige psychiatrische stoornis bij appellant op de datum hier in geding van 24 januari 2011. De Raad stelt zich achter deze motivering en maakt haar tot de zijne. Hieraan wordt nog toegevoegd dat de door appellant in hoger beroep ingebrachte nadere medische gegevens hem niet kunnen baten, aangezien deze gegevens geen betrekking hebben op de medische toestand van appellant op 24 januari 2011.
4.2.
Inzake het standpunt van appellant dat door de verzekeringsartsen onvoldoende is gemotiveerd dat hij in het kader van het re-integratietraject in de ZW-periode in november 2010 volledig arbeidsongeschikt werd geacht en in het kader van de WIA-beoordeling in januari 2011 volledig arbeidsgeschikt, wordt verwezen naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 2 april 2012. In dat rapport heeft deze arts aangegeven dat de beoordeling van appellant in het kader van de WIA is gebeurd aan de hand van recent eigen medisch onderzoek, terwijl uit de stukken van de ZW-beoordeling niet blijkt of, en zo ja, welke medische redenen er zijn geweest die ertoe hebben geleid dat het re-integratietraject van appellant mislukte. Bovendien wordt nog opgemerkt dat voor de vaststelling van arbeidsongeschiktheid in de zin van de ZW een ander beoordelingskader geldt dan voor de Wet WIA.
4.3.
Wat betreft de stelling van appellant dat hij vanwege een allergie voor huisstofmijt de functie van inpakker niet kan verrichten, wordt vastgesteld dat bij vervallen verklaren van deze functie nog voldoende functies resteren om de onderhavige arbeidsongeschiktheidsschatting te dragen en het percentage arbeidsongeschiktheid ongewijzigd minder dan 35 bedraagt.
5.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er wordt geen reden gezien om het verzoek van appellant toe te wijzen om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
6.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van
E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013.
(getekend) J.J.T. van de Corput
(getekend) E. Heemsbergen
sg