ECLI:NL:CRVB:2013:1138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld na beoordeling geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die zich ziek meldde terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Appellante had onderbeenklachten en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Na onderzoek door een verzekeringsarts werd geconcludeerd dat zij weer geschikt was voor haar werk als schoonmaakster. Het Uwv beëindigde daarop haar ziekengeld. De rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om het besluit van het Uwv te herzien. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar medische beperkingen waren onderschat.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gegevens had verzameld om tot een afgewogen oordeel te komen over de beperkingen van appellante. De Raad stelde vast dat er geen bijzondere verzwarende aspecten waren die de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat appellante in staat was haar eigen werk te verrichten en dat het Uwv terecht het ziekengeld had beëindigd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.