ECLI:NL:CRVB:2013:1135

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
11-4024 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 25 mei 2011, met zaaknummer 09/6478 WAO. Het verzoek is gedaan op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, die volgens verzoekster niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening behandeld tijdens een zitting op 12 juni 2013, waarbij beide partijen niet aanwezig waren.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien indien er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener van het verzoek en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Verzoekster heeft in haar verzoek en in een rapport van Instituut Psychosofia, gedateerd 12 juli 2011, aangevoerd dat er sprake is van evidente onjuistheid en foutieve uitleg van de jurisprudentie.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geconcludeerd dat er in de aangevoerde gronden en het rapport geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die voldoen aan de criteria van artikel 8:88 Awb. Daarom heeft de Raad het verzoek om herziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/4024 WAO
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 mei 2011, 09/6478 WAO
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 mei 2011, 09/6478 WAO.
Het Uwv heeft een reactie op het herzieningsverzoek ingediend.
Het verzoek is aan de orde gesteld op de zitting van 12 juni 2013. Partijen zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden
hebben kunnen leiden.
2.
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van 25 mei 2011 op grond van “evidente onjuistheid, foutieve uitleg van de eigen jurisprudentie, op grond van nieuwe feiten en omstandigheden alsmede op grond van artikel 8:88 vanwege het niet kunnen uitoefenen van bij wet gegeven bevoegdheden”. De gronden van het verzoek zijn uiteengezet in het aanvullend verzoekschrift van 28 juli 2011. Ter onderbouwing van dat standpunt is een rapport van Instituut Psychosofia van 12 juli 2011 overgelegd.
3.
In hetgeen verzoekster in haar verzoek heeft aangevoerd noch in het rapport van Instituut Psychosofia van 12 juli 2011 ziet de Raad feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Daarom dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van
E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) E. Heemsbergen

NW