ECLI:NL:CRVB:2013:1129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
11-2268 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indicatie voor persoonlijke verzorging en begeleiding in het kader van de AWBZ

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de indicatie voor de functie persoonlijke verzorging (PV) en begeleiding (BG) van appellante, die lijdt aan complexe multipathologie. Appellante heeft een aanvraag ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor uitbreiding van haar indicatie. CIZ heeft in eerste instantie de aanvraag afgewezen, maar heeft later, na bezwaar, een indicatie verleend voor de functie PV in verschillende klassen over specifieke periodes. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het advies van de medisch adviseur zorgvuldig was en dat er geen aanwijzingen waren dat de omvang en duur van de zorg onjuist waren vastgesteld.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de medische stukken aantonen dat haar zorgbehoefte niet adequaat is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de informatie van de medisch adviseur, inclusief de input van de reumatoloog, voldoende was om de indicatie te verhogen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe stukken heeft overgelegd die de eerdere conclusies van CIZ en de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/2268 AWBZ
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 maart 2011, 10/4802 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2013. Appellante is niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is bekend met complexe multipathologie ten gevolge van een chronische darmaandoening, een pijnsyndroom van het bewegingsapparaat en een posttraumatische stressstoornis. Op 22 juni 2009 heeft mr. Van der Wal namens appellante bij CIZ een aanvraag ingediend om uitbreiding van de indicatie voor de functie persoonlijke verzorging (PV) en om een indicatie voor de functies verpleging (VP) en begeleiding (BG).
1.2.
Bij besluit van 23 oktober 2009 heeft CIZ de bestaande indicatie voor de functie PV gehandhaafd en de aanvraag om een indicatie voor de functies VP en BG afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 27 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 23 oktober 2009 gedeeltelijk gegrond verklaard, dit besluit ingetrokken en een indicatie verleend voor de functie PV, klasse 1, over de periode van 23 oktober 2009 tot
1 april 2010, en klasse 2 over de periode van 1 april 2010 tot 31 augustus 2011, en voor de functie BG individueel, klasse 1, over de periode van 1 april 2010 tot 31 augustus 2011. Appellante heeft afgezien van de aanvraag om een indicatie voor de functie VP.
1.4.
Aan het bestreden besluit heeft CIZ het advies van medisch adviseur Laane van
12 augustus 2010 ten grondslag gelegd. Deze is tot de conclusie gekomen dat er een medische onderbouwing is van de beperkingen op basis van appellantes lichamelijke en geestelijke gesteldheid en dat op basis van de ernst van de beperkingen opnieuw een indicatie kan worden gesteld. Verder heeft de medisch adviseur de kanttekening gemaakt dat de diverse door reumatoloog Bultink voorgeschreven medicaties door bijwerkingen moesten worden gestaakt, waardoor de ervaren ernst van de klachten groter is. De psychische kant speelt eveneens een rol bij het ervaren van de ernst van het klachtenbeeld.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat het advies van de medisch adviseur zorgvuldig en voldoende gemotiveerd tot stand is gekomen, dat de medisch adviseur bij zijn beoordeling gebruik heeft gemaakt van alle beschikbare informatie waaronder de nadere informatie van de reumatoloog en dat indien appellante van mening is dat de omvang en de duur van de zorg onjuist zijn vastgesteld, het op haar weg ligt om dit aannemelijk te maken, bijvoorbeeld aan de hand van een medische rapportage. Appellante heeft dit nagelaten en ook anderszins bestaat geen aanwijzing dat omvang en duur van de zorg onjuist zijn vastgesteld.
3.
Appellante heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat de medische stukken reeds voldoende aannemelijk maken dat haar complicaties van dermate ernstige aard zijn dat de toegekende omvang en duur van de aanspraak onredelijk laag zijn vastgesteld. De medische stukken zijn door CIZ onjuist geïnterpreteerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop zij dit oordeel heeft gebaseerd. Daaraan voegt de Raad nog toe dat de informatie die reumatoloog Bultink op 4 augustus 2010 aan de medisch adviseur heeft gestuurd juist aanleiding is geweest om de omvang van de indicatie voor de functie van PV per 1 april 2010 tot 31 augustus 2011 te verhogen van klasse 1 naar klasse 2. Voor de stelling dat hierbij de medische stukken onjuist zijn geïnterpreteerd ziet de Raad geen aanleiding. Bovendien heeft appellante geen stukken overgelegd die daaraan doen twijfelen. Deze grond slaagt dan ook niet.
4.2.
Uit wat is overwogen in 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en W.H. Bel en B.W.N. de Waard als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) S. Aaliouli
JvC