ECLI:NL:CRVB:2013:1115
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De appellante ontving sinds 9 september 2005 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) als alleenstaande ouder. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom heeft echter besloten om de bijstand van appellante in te trekken, omdat zij samenwoonde met haar vriend, betrokkene, zonder dit aan het college te melden. Dit besluit volgde na een onderzoek door de sociale recherche, dat werd gestart naar aanleiding van een anonieme tip. Tijdens dit onderzoek zijn verschillende waarnemingen gedaan en is een huisbezoek afgelegd, waarbij betrokkene in de woning van appellante werd aangetroffen.
De Raad heeft vastgesteld dat de onderzoeksbevindingen voldoende bewijs leveren voor de conclusie dat appellante en betrokkene in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft daarbij de verklaring van appellante, die zij op 16 november 2010 heeft afgelegd, als cruciaal beschouwd. Ondanks dat appellante betoogde dat haar verklaring niet ondertekend was, heeft de Raad geoordeeld dat dit geen reden was om de verklaring niet te accepteren. De Raad heeft geconcludeerd dat appellante de wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door de gezamenlijke huishouding niet te melden, wat het college bevoegd maakte om de bijstand in te trekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het naleven van de inlichtingenverplichting bij het ontvangen van sociale bijstand.