ECLI:NL:CRVB:2013:1109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
11-7296 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boskoop ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 26 april 2010 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft appellant meerdere keren verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken, met als laatste termijn 12 juli 2010. Appellant heeft deze gegevens echter niet tijdig ingeleverd, wat heeft geleid tot het besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen op 30 juli 2010. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de gevraagde gegevens essentieel zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat appellant niet tijdig heeft gereageerd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren en dat hij om een verlenging van de hersteltermijn heeft gevraagd. Het college heeft echter betwist dat appellant tijdig om verlenging heeft verzocht en heeft gesteld dat er geen bewijsstukken in het dossier aanwezig zijn die dit verzoek ondersteunen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het aan appellant is om te bewijzen dat hij tijdig om verlenging van de hersteltermijn heeft verzocht. Aangezien appellant dit niet heeft kunnen onderbouwen, concludeert de Raad dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7296 WWB
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van
19 oktober 2011, 11/2601 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Boskoop (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.C. Mourits, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2013. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door bc P.M. Lenssinck.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant en zijn echtgenote, [naam echtgenote], hebben op 26 april 2010 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend.
1.2.
Bij brieven van 27 mei 2010, 16 juni 2010 en 29 juni 2010 heeft het college appellant verzocht steeds uiterlijk voor de in die brieven genoemde data zijn aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan te vullen met de in die brieven genoemde gegevens. Bij de laatste brief van 29 juni 2010 heeft het college appellant verzocht om vóór 12 juli 2010 nog de volgende gegevens in te leveren: van de Kamer van Koophandel het uitschrijfbewijs van zijn bedrijf [naam bedrijf] te [vestigingsplaats 1], het uitschrijfbewijs of adreswijziging van de restaurants[naam restaurants], gevestigd te [vestigingsplaats 2] en [vestigingsplaats 3], die op het adres van appellant staan ingeschreven, en officiële bewijsstukken dat de bromfietsen van het merk Peugeot met kentekens [nummer 1], [nummer 2], [nummer 3] en [nummer 4], die op naam van appellant staan, van zijn zoon zijn of gesloopt zijn. Appellant is er op gewezen dat het niet of niet correct verstrekken van de gevraagde gegevens kan betekenen dat de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld.
1.3.
Bij besluit van 30 juli 2010 heeft het college de aanvraag om bijstand op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld, omdat appellant de bij brief van 29 juni 2010 verzochte gegevens niet vóór 12 juli 2010 heeft ingeleverd.
1.4.
Appellant heeft tegen het besluit van 30 juli 2010 bij brief van 25 augustus 2010 bezwaar gemaakt en bij die gelegenheid ontbrekende gegevens ingeleverd.
1.5.
Bij besluit van 8 februari 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 juli 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij, voor zover van belang, overwogen dat de door het college gevraagde gegevens van belang zijn om het recht op bijstand te beoordelen en heeft vastgesteld dat appellant deze gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ingeleverd. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat appellant redelijkerwijs niet tijdig over de gevraagde gegevens kon beschikken of dat hij tijdig om verlenging van de hersteltermijn heeft gevraagd.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling is onder meer sprake van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag indien onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Appellant verzet zich tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat hij redelijkerwijs niet tijdig over de gevraagde gegevens kon beschikken of dat hij tijdig om verlenging van de hersteltermijn heeft gevraagd. Appellant stelt dat hij de behandelend ambtenaar meerdere malen heeft geïnformeerd over het feit dat hij de gevraagde gegevens niet tijdig kon aanleveren en dat hij hiervoor meer tijd nodig had. Ook stelt hij dat hij bij de behandelend ambtenaar om een gesprek heeft gevraagd om zijn standpunt uiteen te zetten en dat dit is geweigerd.
4.3.
Het college betwist dat appellant tijdig om verlenging van de hersteltermijn of om een gesprek heeft verzocht. Het college heeft toegelicht dat van een dergelijk verzoek voor het dossier altijd een notitie of aantekening wordt gemaakt en de betrokkene op zo’n verzoek altijd schriftelijk antwoord krijgt. Dergelijke stukken bevinden zich niet in het dossier van appellant.
4.4.
Het is aan appellant om het bewijs te leveren dat hij tijdig om verlenging van de hersteltermijn heeft verzocht, nu deze stelling door het college op de onder 4.3 vermelde wijze gemotiveerd is betwist. Appellant heeft zijn standpunt echter niet met bewijs onderbouwd. Hierdoor heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij tijdig om verlenging van de hersteltermijn heeft gevraagd. Gelet hierop dient te worden uitgegaan van een hersteltermijn die liep tot 12 juli 2010. Vaststaat dat appellant de gevraagde gegevens niet binnen deze hersteltermijn heeft ingeleverd. Dit betekent dat het college bevoegd was om de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling te stellen. Het college heeft daarbij in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt. Wat appellant in hoger beroep nog heeft aangevoerd over de na de behandeling van zijn bezwaar tegen het besluit van 30 juli 2010 ingediende nieuwe aanvraag en de afhandeling daarvan, valt buiten de omvang van dit geding en behoeft dan ook geen bespreking.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) M. Sahin
ew