In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Deurne een verzoek om vergoeding van proceskosten in het kader van huishoudelijke hulp had afgewezen. Appellante, vertegenwoordigd door I.T. Martens, had in eerste instantie twee uur per vier weken huishoudelijke hulp toegekend gekregen, maar had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de vergoeding van proceskosten. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 17 juli 2013 uitspraak gedaan.
De Raad overweegt dat de brief van 10 maart 2009, waarin Martens zich als gemachtigde heeft gesteld en het college heeft gewezen op de overschrijding van de beslistermijn, moet worden aangemerkt als een proceshandeling die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank had dit ten onrechte niet onderkend. De Raad vernietigt daarom de aangevallen uitspraak en het besluit van 31 januari 2012, en veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar en hoger beroep.
De totale kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 1.062,--, en het college moet ook het griffierecht van € 157,-- vergoeden aan appellante. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door het college en de mogelijkheid voor appellanten om kosten van rechtsbijstand vergoed te krijgen in het kader van bezwaarprocedures.