ECLI:NL:CRVB:2013:1030
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, die zijn bijstand met 20% had verlaagd. Deze verlaging was opgelegd omdat de appellant niet was verschenen voor een arbeidspsychologisch onderzoek bij Aob Compaz, wat hij had moeten doen in het kader van zijn arbeidsverplichtingen volgens de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad oordeelde dat de appellant verwijtbaar niet had meegewerkt aan het onderzoek, ondanks dat hij op verschillende manieren was geïnformeerd over zijn verplichtingen en de gevolgen van zijn afwezigheid.
De appellant had aangevoerd dat hij niet op de hoogte was gesteld van de opdracht aan Aob Compaz en dat hij de relevante brieven niet had ontvangen. De Raad concludeerde echter dat de appellant voldoende op de hoogte was gesteld van zijn verplichtingen en dat hij zonder geldige reden niet was verschenen. De Raad bevestigde dat het college op basis van de WWB gerechtigd was om de bijstand te verlagen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken die verband houden met arbeidsinschakeling en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen voor de bijstandsverlening.