In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dakloze, had op 27 september 2010 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 2 november 2010 afgewezen, omdat de appellant niet was aangetroffen tijdens een locatiebezoek. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar de appellant ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het college de aanvraag van de appellant niet zorgvuldig had behandeld. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat er geen bericht was achtergelaten na het eerste locatiebezoek, waardoor de appellant niet op de hoogte was van het bezoek. Bovendien was er een tweede locatiebezoek dat buiten de afgesproken periode plaatsvond, zonder dat de appellant was geïnformeerd. De Raad concludeerde dat het college niet zonder nader onderzoek de aanvraag had mogen afwijzen.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de Raad verklaarde het beroep van de appellant gegrond. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellant, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.888,-- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 juli 2013.