ECLI:NL:CRVB:2012:BY8025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6751 ANW-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing aanvraag ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 14 december 2012, wordt de afwijzing van de aanvraag om een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellante, gehuwd met de in 2008 overleden [P.], had een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. De Svb had in een besluit van 7 juni 2009 medegedeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor de uitkering, omdat [P.] op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelde.

De Raad constateert dat de Svb onvoldoende relevante gegevens heeft verzameld en een onzorgvuldig onderzoek heeft verricht. Tijdens de zitting op 24 augustus 2012 bleek dat het onderzoek niet volledig was, wat leidde tot de beslissing om het onderzoek te heropenen. De Raad heeft de Svb opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De Raad overweegt dat appellante mogelijk recht heeft op een pro-rata ANW-uitkering voor de maand juli 2008, gezien de omstandigheden rondom het overlijden van [P.] in een lidstaat van de Europese Unie.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het onderzoek door de Svb en de noodzaak om alle relevante gegevens te verzamelen om een rechtmatige beslissing te kunnen nemen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/6751 ANW-T
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2010, 10/1569 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 14 december 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft Teufik Bešar, advocaat te Kljuc, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2012. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes. Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. In verband hiermee heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen.
Partijen hebben schriftelijk op vragen van de Raad gereageerd.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is gehuwd geweest met [P.]. Hij is [in] 2008 overleden. [P.] heeft in de periode 1973-1975 in Nederland gewerkt en/of gewerkt. Appellante heeft een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Met een besluit van 7 juni 2009 heeft de Svb appellante laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een ANW-uitkering, omdat [P.] op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Ook kan appellante geen recht op een uitkering ontlenen aan internationale regelingen over sociale zekerheid.
1.2. Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 22 februari 2010
(bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is namens appellante herhaald dat [P.] in Nederland heeft gewerkt en premies heeft betaald, dat zij uit Duitsland en Slovenië wel een nabestaandenpensioen ontvangt en dat, nu dat ook lidstaten van de Europese Unie zijn, zij ook recht heeft op een nabestaandenpensioen uit Nederland.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Uit de stukken blijkt dat aan appellante, ingaande augustus 2008, een gekort AOW-pensioen is toegekend. Nu [P.] is overleden in juli 2008, volgt hieruit dat slechts in geding is een mogelijk recht op een ANW-uitkering voor de maand juli 2008.
4.2. Na de behandeling ter zitting is door de Raad onder andere aan partijen gevraagd waar [P.] is overleden, nu uit een bijlage bij het zogenaamde NJ/JN formulier 200 is aangegeven dat hij in Lamberth, Engleska is overleden. Met een brief van 5 oktober 2012 is namens appellante medegedeeld dat [P.] is overleden in Lamberth, Londen, Engeland. Hij verbleef daar sinds 1992 met een vluchtelingenstatus.
4.3. Met een brief van 19 oktober 2012, aangevuld bij brief van 20 november 2012, heeft de Svb daarop laten weten zich nu op het standpunt te stellen dat [P.] in Engeland is overleden. Gezien het lange verblijf in het Verenigd Koninkrijk neemt de Svb aan dat het verblijf een legaal karakter had. Dit betekent dat [P.] voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EEG) nr. 859/2003 (Vo 859/2003) en daarmee valt onder de personele werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo 1408/71). [P.] heeft in ieder geval ook verzekerde tijdvakken opgebouwd in Duitsland en Slovenië, maar mogelijk ook in Engeland. Voor het vaststellen van het recht en de hoogte van de ANW-uitkering van appellante zijn nog niet voldoende gegevens bekend.
4.4. De Raad stelt vast dat de plaats van overlijden van [P.] gelegen is in een lidstaat van de Europese Unie. Uit Vo 859/2003 samen met Vo 1408/71 volgt dat appellante mogelijk recht heeft op een pro-rata ANW-uitkering voor de maand juli 2008.
4.5. Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat de Svb, bij de voorbereiding van het bestreden besluit, onvoldoende relevante gegevens heeft verzameld en dus een onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. De Raad ziet aanleiding met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet de Svb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep draagt de Svb op om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) G.J. van Gendt
JvC
REŠENJE
Centralno žalbeno vece nalaže Banci socijanog osiguranja (Svb) da u roku od dvanaest nedelja nakon slanja ove medupresude ispravi nedostatak u žalbenom rešenju u skladu sa onim što je Vece ocenilo.
Ovo rešenje je doneo E.E.V. Lenos, u prisustvu G.J. van Gendt u svojstvu zapisnicara. Rešenje je izreceno na javnom zasedanju dana 14. decembra 2012. godine.