ECLI:NL:CRVB:2012:BY7875

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-11 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die voorheen werkzaam was als financieel administratief medewerker, had zich op 16 september 2010 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv had op 10 februari 2011 besloten de ZW-uitkering van appellant per 14 februari 2011 te beëindigen, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn arbeid. Appellant ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit op 7 juni 2011.

De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie dat appellant weer geschikt was voor zijn arbeid, gerechtvaardigd was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, waarbij hij stelde dat het Uwv zijn psychische belastbaarheid had overschat en dat er te veel waarde was gehecht aan de rapportage van psychiater G. Duisterwinkel.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende medische grondslag boden voor het oordeel dat appellant met ingang van 14 februari 2011 geschikt was voor zijn arbeid. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/11 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011, 11/5347 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 december 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Vollebregt hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Vollebregt. Namens het Uwv is verschenen mr. J.J. Grasmeijer.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het Uwv de gelegenheid te bieden om te reageren op de door appellant ter zitting overgelegde nadere medische stukken.
Bij brief van 17 juli 2012 met als bijlage een verzekeringsgeneeskundige rapportage van
2 juli 2012 heeft het Uwv zijn reactie gegeven.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als financieel administratief medewerker voor 26 uur per week. Op 16 september 2010 heeft appellant zich, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens psychische klachten. Appellant is een uitkering op grond van Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2. Bij besluit van 10 februari 2011 heeft het Uwv de ZW-uitkering met ingang van 14 februari 2011 beëindigd op de grond dat appellant vanaf die datum weer geschikt is voor zijn arbeid.
1.3. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 7 juni 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 10 februari 2011 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen dat appellant met ingang van 14 februari 2011 weer geschikt is voor zijn arbeid in de zin van de ZW.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep aangevoerde gronden herhaald. Deze komen erop neer dat het Uwv zijn psychische belastbaarheid heeft overschat. Het Uwv en de rechtbank hebben te veel gewicht toegekend aan de rapportage van 6 januari 2011 van de door het Uwv ingeschakelde deskundige psychiater G. Duisterwinkel, die een aanmerkelijk hogere GAF-score bij appellant heeft vastgesteld dan de behandelaars van appellant.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Voor het toepasselijke wettelijk kader wordt verwezen naar overweging 3 van de aangevallen uitspraak. Tussen partijen is niet in geschil dat het Uwv terecht als maatstaf arbeid de functie van financieel administratief medewerker voor 26 uur per week heeft aangemerkt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. De rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen vormen een voldoende medische grondslag voor het oordeel dat appellant met ingang van 14 februari 2011 geschikt is te achten voor zijn arbeid. Het Uwv heeft met een verzekeringsgeneeskundige rapportage van 2 juli 2012 nader gemotiveerd dat de door appellant in hoger beroep overgelegde informatie van de behandelend sector geen nieuwe medische informatie bevat met betrekking tot de psychische belastbaarheid van appellant. De eerder ingenomen standpunten over de diagnose en de belastbaarheid van appellant worden daarin bevestigd. Aanvullend heeft het Uwv opgemerkt dat als er toch sprake zou zijn van ADHD deze stoornis appellant niet heeft belet om jarenlang zijn eigen werk te doen. Met betrekking tot het verschil tussen de door psychiater Duisterwinkel en de behandelend sector vastgestelde GAF-scores geldt dat de GAF-score niet primair bedoeld is om arbeidsongeschiktheid te beoordelen (zie de uitspraak van de Raad van 30 juli 2010, LJN BN2993) zodat daaraan geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend.
4.4. Uit de overwegingen 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) D. Heeremans