ECLI:NL:CRVB:2012:BY7635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- T. Hoogenboom
- E.J. Govaers
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA door onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, die als boekettensamenstelster werkte, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante had zich op 10 augustus 2007 ziek gemeld vanwege lage rug- en nekklachten tijdens een periode van werkloosheid. Het Uwv concludeerde dat appellante per 7 augustus 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot het bestreden besluit. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling door een bezwaarverzekeringsarts.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Appellante voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, waaronder een gegeneraliseerd pijnsyndroom, en dat zij niet voldeed aan de eisen voor de geduide functies. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van appellante en dat de geduide functies medisch geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1748,--.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van appellante niet overtuigend genoeg vonden om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet in twijfel kon worden getrokken en dat appellante voldeed aan de vereisten voor de geduide functies, ondanks haar klachten.